Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BARENDRECHT (Dorp)

betekenis & definitie

ook wel Berendrecht genaamd, is een Hollandsch Dorp, onderscheiden in Oost- en West-Barendrecht, aan Dordrecht lot schietende, schoon onder Riederwaart behoorende. Volgens zommigen zou de naam van dit Dorp herkomstig zijn van het geblaar en geschreeuw, gemaakt door Vrouwen en Kinderen, over hunne Mannen en Vaders, die in den slag tusschen de Koningen DAGOBERT en CLOTARIUS ter eener, en BEROALD, Konlng der Friezen, ter andere zijde, gesneuveld waren; gelijk ook het Land van Putten den naam zou gekreegen hebben van de Putten of Kuilen, waarin de verslagenen in menigte geworpen werden.

Doch als men dit mede van Heenvlied, Strijen, enz. zal aanneemen, dan moet eerst vastlijk beweezen worden, dat die slag in ’t land van Strijen voorgevallen is.

Waarschijnelijker word deeze naam afgeleid van Drecht, en wel van een Riviertje, de Baar, Beer, Beerne of Baarne geheeten, waaraan dit Dorp, vóór de inbraak der groote Zuidhollandsche Waard, gelegen heeft, in 1421. Tot dus verre gaat het berigt van HALMA; waar bij wij voegen, dat de Ambachtsheerijkheid van Barendrecht is gelegen tusschen <i>Maas en Waal, in de Riederwaart, neemende haar begin, tusschen de Ree deezer plaatse en het Dorp Heer-Jansdam, westwaards aan, tot aan de scheiding van Oost- en West Barendrecht, beslaande 50 Morgens en 300 Roeden lands. Ook behoort daaronder Heeren-Ambacht, mede 50 Morgens en 300 Roeden lands groot, behalven het buitenland, dat in 1555 bedijkt werd, ter lengte van 83 Roeden.

De scheiding van Oost- en West-Barendrecht wordt veroorzaakt door den steenweg, die, in 1483, bedijkt is, ter grootte van 287 Morgens en 50 Roeden, waaronder behoort Liesveld, groot 31 Morgens en 300 Roeden; en de Zedwij, 139 Morgens en 342 Roeden.

Het wapen van Barendrecht is tien zwarte turven, in het midden een roode balk, doorstoken met een halven Gouden Leeuw op een zilveren veld. Eertijds behoorde het aan de Heeren van Hoorne, Altena, Perewijs en Heerlaar, en werd, in 1321, opgedragen aan Heere JAN VAN GIELISZ, Heer Jansz. Deeze liet na een Zoon, en deeze eene Dochter, MATHILDA, welke, 1361, trouwde met Heer DIDERIK VAN WASSENAAR, Burggraaf van Leiden, in wiens Geslacht het bleef tot 1603; wanneer L’AMORAAL, Prins van Lignij, Heer te Wassenaar, het zelve verkocht aan AREND MARTENSZ, Heer van Schobbelandts-Ambacht, en de Zwijndrechtsche Waard; wiens Dochter in Huwelijk trad met Heer KORNELIS VAN BEVEREN, Jacobsz, Burgemeester van Dordrecht en Dijkgraaf van de Alblasser- en Zwijndrechtsche Waarden. LIDIA VAN BEVEREN bragt het, bij Huwelijk, over in het Stamhuis van den Heer VAN DER DUSSEN.

< >