een buurschap, naast bij Rolde, in het Landschap Drenthe.
In den omtrek van dit Balloo, in oude Schriften Banlo genaamd, vindt men heden nog veele heuveltjes (Tumuli), welke tot begraafplaatsen der oude en eerste bewooners van dit Landschap gediend hebben. Dat in deezen oord, of wel in het Ballerhout, ’t welk aan dit Balloo of Banlo behoorde, en waarin, in de vroegste tijden, op de gezegde wijze, raad gepleegd werd; als mede, in de zo evengemelde Ballerkuil, naderhand de Zit- of Rechtplaats der Landrechters was, vindt men in het Oude Drentsche Landrecht van Bisschop FREDRIK VAN BLANKENHEIM bevestigd. Want daar in leest men, onder het Art. van LUTTIJNGE te holden, het volgende: „Item soe ist Landrecht, dat men nog meer dan dree luttijnge des jaars holden sall op dree termijnen, dat ijrste des anderen maandages na Paesschen te Banlo, dat andere des Dijnxedages na pinxteren toe Rolde, dat derde Sunte magnus dage toe Anloe."
In gemelden Kuil dan werd de vergadering gehouden, om recht te spreeken, of, om de woorden in de Ordonnantie te gebruiken, om Luttijnge, nu Lottinge genoemd, te houden. Dat dus Banlo de rechte naam deezer plaatse was, blijkt, omdat het oude woord Ban en Bannen, volgens MEIER en anderen, te kennen geeft, Edicere, publice denuntiare, zo als het woord Lo eene hoogte aanduidt, volgens ALTING, in Notitia German. Inferior, p. 2. A. 37. Dus dan de twee woorden, Ban en Lo, zo veel zeggen als hoogte, waar op, volgens de gewoonte der Ouden, de Vonnissen of Bevelen der Rechters, die aldaar in de Kuil vergaderd waren, door den Banner, (Nuntius publicus) verkondigd en afgeleezen werden.