Van deeze plaats wordt, zegt de Heer ALTING, melding gemaakt, in ’t Perkamenten boek van Utrecht, en dezelve omschreeven als zeer wel gelegen, om Krijgsvolk uit de Friesche Wouden, door de Veenen, naar Drente, en van daar weder te rug te brengen. Ook is dezelve aanmerklijk, wegens de nederlaag, welken de Friezen aldaar, in het jaar 1231, van de Drenthenaars geleden hebben. Bakkeveen is eigenlijk een gering Dorp, onder Opsterland behoorende.
Het draagt den naam van de Kapel, die eerst voor de kluis van DODO gediend heeft, en naderhand Marienhof genoemd is, liggende tusschen den oorsprong van de Borneda, en de grensscheiding van Drenthe, aan den weg, die door de Veenen loopt, zijnde de uiterste hoek van de Wouden, alwaar deeze benaaming zig over een ruime Heide uitstrekt. Zedert weinige jaaren is dit Dorp, of liever, het Huis, welk den naam draagt, merkelijk verbeterd, door eenige Eigenaars, aan welke het thans in gemeenschap behoort, door het graaven van eene diepe, wijde en lange Vaart, van veel dienst, onder andere, tot het vervoeren der Turf, welke hier menigvuldig wordt gegraaven. Het Turfland, hierom streeks geniet het voordeel, dat het, afgegraaven zijnde, tot Bouwland kan worden aangeleid. Het Huis te Bakkeveen is zeer vermaaklijk door hooge plantaadjen, en lustige wandeldreeven.
Zie HALMA.