eene Heerlijkheid en Dorp in Zeeland, op het Eiland Zuidbeveland, bedijkt in het jaar 850. Dit Dorp, dat voorheen veel aanzienlijker plagt te zijn dan tegenwoordig, werd, in 1394, begiftigd met het voorregt, van een weeklijkschen Marktdag te mogen houden; op welke Markt die van Baarlandt, Audelande en Bakendorp al hun Koorn en andere goederen brengen moesten, eer zij dezelve uit hunne Huizen naar elders vervoeren mogten, op verbeurte van tien pond.
In het jaar 1418 verkregen die van Baarlandt, van Hertog JAN VAN BEIJEREN, Tolvrijheid door Holland en Zeeland, te Water en te Land, den Roeder-Tol alleen uitgezonderd; welk voorregt, op den 29sten September 1520, door Keizer KAREL DEN V, bevestigd is geworden.Aan de Parochiekerk van Baarlandt, was, in het jaar 1480, door WOLFAART VAN BORSSELEN, vergund en toegestaan, de Parochie-Excyns te mogen verhoogen of verlaagen, naar goedvinden, en naar de nood zulks vorderde, of de Kerk, tot onderhoud, zo van het Gebouw, Orgel, Klokken als andere noodwendigheden, vereischte; welk voorregt, in 1606, door de Staaten van Zeeland is bevestigd geworden.
De gantsche Heerlijkheid word geschat groot te zijn 1047 gemeten en 280 roeden. Voorheen stond een weinig buiten het Dorp, het zwaar en prachtig Kasteel Hellenberg, dat geheel vervallen is. Aan het Oosteinde van de Kerk vindt men tegenwoordig een ander Slot, dat den naam van het Hof heeft, behoorende weleer aan den Graave VAN GROESBEEK. De Predikant deezes Dorps behoort onder de Klassis van Zuidbeveland. Baarlandt behoort, zo als wij boven, op ’t Art. BAAKENDORP, gezegd hebben, aan het Ed. Geslacht van LAMPSINS.
Zie VAN DER HOUVE Handv. Kronijk, I. Deel, fol. 143. SMALLEGANGE, fol. 702.