Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BAAKEN

betekenis & definitie

is de benaaming, die men gewoon is te geeven aan Vuurtoorens en Vuurbaaken, waar op, het grootste gedeelte van het Jaar, bij nacht, Vuuren worden aangestooken, ten dienste der Zeevaarenden. Ook geeft men den naam van Baak aan houten Kaapen, waar van alleenlijk bij dag gebruik gemaakt wordt.

Tusschen Amsteldam en Texel of de Helder, zijn drie zulke Baaken opgericht, in ’t Jaar 1700, onder het opzicht van den vermaarden Amdeldamschen Burgemeester, den Heer NICOLAAS WITSEN, toen ter tijd een der Commissarissen van de Pilotage. De eerste deezer Baaken, van het Y af te rekenen, werd gesteld op ’t Yoord bij Durgerdam; de tweede op den oostkant van het Eiland Marken, en de derde bij den zogenaamden Gelderschen Hoek, omtrent Enkhuizen, door de Zeelieden, de Ven genaamd. Bij de oprichting van dezelve, werd ’er een looden Penning vervaardigd, om, met de verandering van ’t Jaar, aan de Schippers uitgedeeld te worden, ten bewijze dat zij, in dat jaar, het Vuurbaakengeld voldaan hadden. Doch naderhand heeft man het gemaklijker gevonden, daarvan een schriftlijk bewijs te geeven. De vierde is de vermaarde Vuurtooren in de Zuider Zee, op het Eiland Urk, die allereerst was opgericht in 1617, onder het opzicht van den Heer GERRIT JACOB WITSEN; deeze stond, in het Jaar 1649, nog honderd en twaalf voeten van Zee af, en werd, in 1661, door het afknaagen, niet meer dan dertig voeten van de Zee bevonden; dus de noodzaakelijkheid vorderde, dat dezelve, in ‘t volgende Jaar, met steenen beschanst en met een daar toe noodig Koolhuis voorzien werd.

Alle deeze Baaken worden door de Pilotagie onderhouden, aan welker Comptoir het groote Vuurbaakengeld betaald wordt, gelijk Enkhuizen het Paalgeld ontvangt, zo voor het stellen der houten Kaapen en Baaken, als voor het leggen der Zeetonnen.

Op het Eiland Ens of Schokland staat een Vuurtoren, die onder het opzicht van de Provintie Over-Yssel behoort. De Vuurbaaken, geschikt om de Schepen in de Noordzee, op de Kusten, toetelichten, zijn die op Kijkduin te Huisduinen; een op het oosteind van Vlieland, naar den binnenkant van dat Eiland; twee op Ter Schelling, waardoor de Zeegaten worden aangeweezen. De Zeedorpen van Egmond en Scheveningen hebben mede ieder hunne Vuurbaaken, op het eerste twee, en op het andere één. Dezelve bestaan uit ijzeren Roosters, die op een der hoogste Duinen gesteld zijn, op een hoogte, van hout of steen boven den grond verheeven.

Alle deeze Baaken worden, van den eersten Augustus tot den laatsten April, gestookt; doch het Binnenvuur van Urk, brand des nachts bijna het gansche jaar door. Die van Egmond vertoonen twee vuuren boven elkander, doordien het eene een weinig hooger is dan het andere. Eenige Zeedorpen, langs de Kust van Holland, als Petten, Wijk op Zee, Noord- en Katwijk aan Zee, hebben mede hunne Vuurtorens; doch deeze behooren niet onder het bestuur van den Staat, maar worden door de Dorpen onderhouden, en zijn alleenlijk ten dienste van hunne Visschers geschikt; waarom ze ook niet branden, dan wanneer er Vischschuiten van hun in Zee zijn. Alzonderlijk van deeze allen, heeft men nog Ligtlantaartns, gevuld met Olij, in de Steden Medenblik, Hoorn en Enkhuizen, zo als ’er ook verscheidene in Friesland zijn.

Veele Torens van Steden en Dorpen, in West-Friesland, Kennemerland en elders, dienen den Zeevaarenden voor Baaken in Zee, inzonderheid die van de groote Kerk te Haarlem, en de Brandaris op Ter Schelling. Voorheen diende hier toe mede die van Egmond op Zee; dan in plaats van denzelven, is ’er een groote houten Kaap op de Duinen opgericht, zo als ’er op verscheide andere plaatsen, naar Texel en den Vliestroom, zulke Kaapen gesteld zijn. Deeze Kaapen bestaan uit zeer hooge houten gevaarten, die over elkander staan, om ’er den koers naar te richten. De Baaken zijn tweërlei: Tonnebaaken, die men ook wel Drijfbaaken noemt, en Steekbaaken. De eersten worden 's winters in plaats van de Tonnen gelegt, op het houten blok, aan een ketting vast, waaraan een steen is, die op den grond der Zee ligt. De Steekbaaken zijn sparren, die op droogten in den grond gestoken worden, met iets kenbaars aan den top.

Ten noorden naar Medenblik zeilende, aan en op de Wieringer gronden, vindt men drie Baaken, waar van twee de streek naar het Vlaak, en de derde den Middelton, als mede het vervolg van ‘t Vaarwater aanwijzen. Aan de Nes, omtrent het Vogelzand, is mede een groote droogte, en ten Noorden van Wieringen ook een Baak. Op het Oosteinde van Texel, aan den kant van de Koopvaarders Ree, ten Westen van het nieuwe Schild, staat een groote Kaap, en een ander op het Westeinde naar den Zeekant. Ook vindt men een op den hoek van de Helder, en verder langs de Kust naar de Vuurbaak van Huisduinen. Menigvuldig vindt men dezelven naar ’t Vlie, langs de droogte van ’t Breezand, het Friesche Vlaak, enz.

Zie G. VAN LOON, Penningkunde, IV. Deel, bl. 250. Repertorium der Plak, fol. 78.

< >