Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ASTEN of ASTHEN

betekenis & definitie

een Dorp in de Meijerij van 's Hertogenbosch, onder het Kwartier van Peelland. Voorheen had de Heerlijkheid Asten Hoog en Laag Rechtsgebied, waar mede zij beschonken was door WENCELAUS en JOHANNA, Hertog en Hertogin van Braband, in 1362, en, als een Brabantsch Leen, in eeuwigduurend bezit aan PETRUS TOETEREL gegeven. GRAMMAIJE, in zijne beschrijving van Peelland, zegt dat de Heerlijkheid van Asten, een weinig voor zijnen tijd, niet minder in waardigheid uitstak, dan die van Mierlo, en afhing, ten opzichte van ’t Kerkelijke, van Leur; en dat het pronkte met een uitstekend Kasteel.

Voortijds werd dezelve bezeten door het geslacht van Belle; in 1453 van PIETER VERVAING, en daarna door het geslacht der Sexen. REINIER VAN BREDERODE, uit dat zo doorluchtig Hollandsche Geslacht, heeft dezelve na den dood zijner Moeder bezeten. Volgens OUDENHOVEN is zij daar na gekomen aan het geslacht van Doirne, Deurne of Dourne. In de schatting, voorheen over de Meijerij geslagen, betaalde Asten voor deszelfs aandeel, 312 guld. 12 stuivers.

Asten heeft eenen Regtbank, bestaande uit zes gebuurten: Asten, den Dijk, den Wolvenberg, Voorlerdonk, Segen en Opheusden.

Asten behoort, in het Kerklijke, niet de nabij gelegene Buurt Ommel, als een Kombinatie, en dus te zamen onder den Predikant van Asten, schoon de dienst ook in de Kapel te Ommel verricht wordt. Deeze Kapel was in 1539, voor een Nonneklooster gesticht, die, na de Hervorming, haar verblijf elders hebben moeten neemen. Men telt in deeze Heerlijkheid 284 Huizen.

< >