een der beroeindde Leijdenaaren, geduurende het strenge beleg dier Stad, welke den gewigtigen post van Kolonel en Kapitein over de Burgers en Soldaten aanvaard had, en die, in een uitval, met vijf en twintig of dertig Man, dapper strijdende, met drie of vier Soldaten, het leeven liet.
Zie BOR, VII. Boek, fol. 22.