Bij den bovengemelden Stroom of Uitwatering, lag weleer een sterke Schans, die dezen naam droeg. De Saxen hadden dezelve aangelegd, ten einde de Scheepvaart der Groningers, langs de Hunze, te stremmen; om deeze reden werd dezelve Weer-Groningen genaamd.
Die van Groningen, het nadeel, welk hunne Stad, door deze Sterkte, leed, ontwaar wordende, belegerden dezelve, in den Jaare 1515; en na eene kloekmoedige verdeediging, werden zij ’er meester van, bij verdrag van den 17 Maart; waarna zij haar ten eenemaal deeden slegten, en te gelijk den houten Brug, die over ‘t Zuiderdiep geslaagen was, afbreeken. Eenige Jaaren later is dezelve wederom opgebouwd, en, in 1593, met Staatsch Krijgsvolk bezet. Graaf Willem van den Berg belegerde die sterkte. Na tweemaal vergeefs storm te hebben geloopen, geraakte hij, den aanval hervattende, daar binnen. De gantsche bezetting werd, zonder genade, om ‘t Leven gebragt. Door de Staatschen, werd, in de volgende Jaaren, onder Graaf Willem van Nassau, dit bestaan betaald gezet; de Vesting, stormenderhand, bemagtigd hebbende, doodden zij de Bezetting, die uit 135 Man bestond, nevens den Kapitein Prenger.
Ibid. bl. 232 en 233.