Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

AANDIJK (Plaats)

betekenis & definitie

in de Banne van Lutkebroek, aan en omtrent den Noorderdijk waar van de Morgentalen en ‘t getal der Huizen in den aanslag van Lutkebroek begrepen zijn. Aandijk, of Andijk, bestaat uit verscheiden buurten of gehuchten, als de Bangert, Krimpen, Munnikeij, de Kerkbuurt, de Geuzenbuurt en Broekoort. Aandijk heeft geen bijzonder deel aan de Regeering van Grootenbroek; voorheen behoorde het in ‘t Kerkelijke onder Wervershoof; doch, door den aanwas der Ledemaaten, is aldaar, in den Jaare 1667, een Kerk gebouwd, die in 1741 vergroot is: ten zelfden tijde werd het Predikants huis van de Kerk afgenoomen, en een veel fraaijer, aan ‘t Oosteinde van dezelve, gebouwd.

< >