Definities van Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen in de Ensie E
- Echt — louter — onvermengd — onvervalscht — oprecht — recht — rechtmatig — rein — waar — waarachtig — zuiver
- Echter
- Echtgenoot — eega — gade — gemaal (gemalin) — weder¬helft
- Echtscheiding — scheiding van tafel en bed — scheiding van goederen
- Edel
- Edelaardig — edelmoedig — grootmoedig
- Edoch
- Eega
- Eendrachtig — eenparig — eens — eensgezind — eenstem¬mig
- Eenig
- Eenlge — enkele — ettelijke — menig — sommige — ver¬scheidene
- Eenparig
- Eens
- Eensdeels
- Eensgezind
- Eenstemmig
- Eenvoud
- Eenvoud — eenvoudigheid
- Eenvoudig — enkelvoudig
- Eenzaam
- Eenzijdig
- Eer — glorie — luister — naam — roem
- Eerbaar — eerzaam — ingetogen — kuisch — rein
- Eerbied
- Eerbiedwaardig
- Eergierig — eerzuchtig
- Eerlang
- Eerlijk
- Eerloos — oneerlijk
- Eerroover — lasteraar
- Eerstkomend
- Eertijds — voorheen — vroeger — weleer
- Eervol — vereerend
- Eerwaard
- Eerwaardig
- Eerzaam
- Eerzuchtig
- Eetlust — honger
- Eetwaar — eten — kost — leeftocht — levensmiddelen — mondbehoeften — teerkost — spijs — voedsel
- Effen — glad — plat — slecht — vlak
- Eigenaar — bezitter
- Eigenbaat
- Eigenbelang
- Eigendom
- Eigendunkelijk
- Eigenwijs — hoogwijs — ingebeeld — laatdunkend — neus¬wijs — pedant — verwaand — waanwijs
- Eigenzinnig — hoofdig — hardnekkig — halsstarrig — kop¬pig — stijfhoofdig
- Einde
- Einde (ten .... loop en)
- Eindelijk — ten laatste — ten slotte
- Eindeloos — oneindig — ongemeten
- Eindigen
- Eindigen (intransitief) — ophouden — uitschelden
- Eindigen (transitief) — voleinden — voleindigen—voltooien— volbrengen
- Eisch
- Eischen — vergen — verzoeken — vorderen — verlangen
- Elk
- Ellende
- Ellendig
- Eng — bekrompen — nauw
- Enkel
- Enkele
- Enkelvoud
- Enkelvoudig
- Er
- Erachtens
- Erbarmen (zich) — ontfermen (zich)
- Erbarming
- Erfenis
- Erfgenaam — legataris
- Erfhuis
- Erflating — erfstelling — legaat
- Erfpacht
- Erfstelling
- Erg
- Ergernis
- Erkennen — kennen — herkennen — onderkennen
- Erkentelijkheid
- Erkentenis
- Erlangen
- Ernst — deftigheid
- Ernst — gestrengheid — nadruk
- Ernst — ijver — vlijt
- Ervaren
- Ervaring
- Eten
- Eten — schrokken — spijzen — vreten
- Ettelijke
- Etteren
- Evenmensch — mcdemensch — naaste
- Evenwel
- Explolt