Definities van Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen in de Ensie I
- Idee
- Idioot
- Ieder
- Iets opschrijven
- IJdel
- IJl
- IJl (in aller ...)
- IJlen
- Ijselijk — schrikkelijk
- IJver
- IJver — naarstigheid — vlijt
- Ijverig
- Ijverzuchtig
- Immer
- Immermeer
- In brand steken
- In twijfel staan
- Inbeelden (zich) — verbeelden (zich)
- Inbeelding
- Inblazen
- Inboedel
- Inboezemen — inblazen — inprenten — inscherpen — in¬spreken
- Inbrengen — opperen — te berde brengen
- Indien
- Indien al
- Indienen
- Indijken
- Ineenzinken
- Ingebeeld
- Ingeland
- Ingeschapen
- Ingetogen
- Ingeval
- Ingezetene
- Inhalig
- Inhaligheid
- Inham
- Inhouden
- Inkomen — inkomsten — rente
- Inlaten (zich)
- Inleveren — indienen
- Inmiddels — intusschen — middelerwijl — ondertusschen — onderwijl
- Innemen
- Innemend
- Innen
- Innerlijk — inwendig
- Innig
- Inprenten
- Inscherpen
- Inschikkelijk — gedwee — gehoorzaam — meegaand — toegefelijk — volgzaam — zoet
- Inslaan — opdoen
- Insluiten — berennen — omgeven — omringen — omsin¬gelen
- Inspannen
- Inspannen (zich)
- Inspreken
- Instaan
- Instemming
- Instinct
- Instrument
- Integendeel
- Interest — rente
- Intrekken
- Intusschen
- Inwendig
- Inwilligen
- Inwoner
- Inzien (ww)
- Inzien (znw.)
- Inzinken