Gepubliceerd op 28-04-2019

Al — elk — ieder

betekenis & definitie

De gezamenlijke eenheden, die eene hoeveelheid uitmaken. Beschouwt men die eenheden als collectief, als eene som, dan bezigt men alle.

Alle leden der vergadering waren tegenwoordig. Wil men die eenheden daarentegen afzonderlijk, één voor één, aanduiden, dan ge¬bruikt men elk of ieder. Het vreemde geval deed zich voor, dat schier elk der aanwezigen van een ander gevoelen was.

< >