1 2 3 ... 29 30 31 32 33 ... 632 633 634

• Als het in de kajuit regent, dan druipt het in de hut (spreekwoord)
• Als het in de kajuit regent, drupt het in de hut (spreekwoord)
• Als het kalf verdronken is, dempt men de put (spreekwoord)
• Als het kindje binnenkomt, juicht heel het huisgezin (spreekwoord)
• Als het kleed gemaakt is, ziet men de fouten (spreekwoord)
• Als het komt, komt het ineens (spreekwoord)
• Als het lukt kalft de os (spreekwoord)
• Als het meeloopt kalft ook een os (spreekwoord)
• Als het nest gereed is, vliegt het vogeltje er uit (spreekwoord)
• Als het niet klinkt, dan botst het wel (spreekwoord)
• Als het niet waar is, is het toch aardig gevonden (spreekwoord)
• Als het nipt en weer nipt (spreekwoord)
• Als het op Sint Margriet regent, regent het zes weken achtereen (spreekwoord)
• Als het op de een regent, druppelt het op de ander (spreekwoord)
• Als het op de pastoor regent, dan druppelt het op de koster (spreekwoord)
• Als het op is, is het koken gedaan (spreekwoord)
• Als het op is, is het malen gedaan (spreekwoord)
• Als het purper valt, moet ook de hertog vallen (spreekwoord)
• Als het regent in mei, is april reeds voorbij (spreekwoord)
• Als het regent is het goed een mantel te dragen (spreekwoord)
• Als het regent uit het oosten, regent het zonder vertroosten (spreekwoord)
• Als het regent, dan regent het op alle daken (spreekwoord)
• Als het regent, is het goed een mantel te dragen (spreekwoord)
• Als het schip met geld komt (spreekwoord)
• Als het schip met geld komt, zal ik je alles geven, wat je wilt (spreekwoord)
• Als het schip met geld maar kwam (spreekwoord)
• Als het schip met geld maar kwam! (spreekwoord)
• Als het schip stoot, is het te laat in de almanak gezien om het getij te berekenen (spreekwoord)
• Als het schip zinkt, dan zinkt ook de lading (spreekwoord)
• Als het stil is, is het goed haver zaaien (spreekwoord)
• Als het tij verloopt, verzet men de bakens (spreekwoord)
• Als het varken droomt, is het van draf (spreekwoord)
• Als het varken zat is, gooit het de bak om (spreekwoord)
• Als het water iemand in de mond loopt, leert hij zwemmen (spreekwoord)
• Als het wezen moet (spreekwoord)
• Als het wil kan een stier kalven (spreekwoord)
• Als het wil, kalft de stier (spreekwoord)
• Als het zeil scheurt, dan heeft het een groot gat (spreekwoord)
• Als het zeil scheurt, heeft het een gat (spreekwoord)
• Als het één kieken drinkt, hebben ze alle dorst (spreekwoord)
• Als het één peerd steekt en het ander trekt, dan blijft de wagen staan (spreekwoord)
• Als hij aan zijn verstand sterft, kan hij een zachte dood hebben (spreekwoord)
• Als hij dat hoort, is het huis te klein (spreekwoord)
• Als hij eerst de draad maar heeft, dan zal hij ook het kluwen vinden (spreekwoord)
• Als hij er vandaag niet komt, dan komt hij er morgen (spreekwoord)
• Als hij kon, zou hij nog een cent in tweeën bijten (spreekwoord)
• Als hij lacht, dan sneeuwt het rozen (spreekwoord)
• Als hij lacht, is het Pasen achter zijn oor (spreekwoord)
• Als hij lacht, is het Pasen achter zijn oren (spreekwoord)
• Als hij niets meer kan, hangt de jager zijn hond op (spreekwoord)
• Als hij over hem viel, zou hij hem nog niet herkennen (spreekwoord)
• Als hoeren oud worden, gaan ze onder de preekstoel zitten (spreekwoord)
• Als hongerige wolven aanvallen (spreekwoord)
• Als hoofd (kop) van Jut gebruikt worden (spreekwoord)
• Als ick van God hier spreeck (spreekwoord)
• Als ieder zijn vloer keert, dan is ’t in alle huizen schoon (spreekwoord)
• Als ieder zijn vloer keert, is het in alle huizen schoon (spreekwoord)
• Als ieder zijne vloer keert, dan is het in alle huizen schoon (spreekwoord)
• Als iedereen zijn werk doet, dan worden de ganzen ook gehoed (spreekwoord)
• Als iemant seght: ick sal-der op slapen (spreekwoord)
• Als ik de waarheid niet mag schrijven (spreekwoord)
• Als ik jou was (spreekwoord)
• Als ik lieg, dan lieg ik in commissie (spreekwoord)
• Als ik mijn verzopen dubbeltjes nog eens terughad (spreekwoord)
• Als ik naar mijn gemoed te werk ging (spreekwoord)
• Als ik nog eens in mijn rijke dagen kom (spreekwoord)
• Als ik u niet ontrief (spreekwoord)
• Als ik zo’n kop had als jij, ging ik ernaast lopen (spreekwoord)
• Als is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel (spreekwoord)
• Als is een moeder nóg zo arm, toch dekt ze warm (spreekwoord)
• Als je alles gehad hebt, krijg je dat (ook) nog (spreekwoord)
• Als je de haan hoort kraaien, moet je niet meteen geloven dat 't al dag is (spreekwoord)
• Als je er een kwartje bijlegt, kun je er een glas bier voor kopen (spreekwoord)
• Als je geld hebt, doe je wonderen heb je het niet dan is het donderen (spreekwoord)
• Als je het niet zeggen kunt, zing het dan maar (spreekwoord)
• Als je je zelf niet verwent, een ander doet het niet (spreekwoord)
• Als je jezelf niet kietelt, lach je nooit (spreekwoord)
• Als je me gisteren had gehuurd, war ik vandaag je knecht geweest (spreekwoord)
• Als je over de duivel spreekt, trap je hem op zijn staart (spreekwoord)
• Als je toch het hart (in je lijf) hebt! (spreekwoord)
• Als je van de duivel spreekt, trap je op zijn staart (spreekwoord)
• Als je van de duivel spreekt, zie je zijn staart (of: hoort men zijn benen rammelen) (spreekwoord)
• Als je wat beleven wilt, dan moet je trouwen (spreekwoord)
• Als kippeltjes met elkander leven (spreekwoord)
• Als klappeien samen kijven, komt er uit wat zij bedrijven (spreekwoord)
• Als klissen aan elkaar hangen (spreekwoord)
• Als knap dood is, krijg jij zijn broek (spreekwoord)
• Als kok en bottelier samen kijven, dan hoort men waar de boter gebleven is (spreekwoord)
• Als liefde verandert in haat (spreekwoord)
• Als luie mensen vlug worden, dan is er geen houden aan (spreekwoord)
• Als maar (spreekwoord)
• Als meerderman komt, moet minderman wijken (spreekwoord)
• Als men de citroen heeft uitgedrukt, werpt men de schil weg (spreekwoord)
• Als men de draad heeft, zal men het kluwen wel vinden (spreekwoord)
• Als men de haan hoort kraaien, moet men niet altijd denken dat het dag is (spreekwoord)
• Als men de hond hangen wil, zo heeft hij leer gegeten (spreekwoord)
• Als men de hond hangen wil, zo heeft hij leer geëten (spreekwoord)
• Als men de hond jonker heet, dan wil men hem hangen (spreekwoord)
• Als men de kat op het spek bindt, wil hij er niet van vreten (spreekwoord)
• Als men de kat op het spek bindt, wil zij niet eten (spreekwoord)