i/d zeeën der gematigde luchtstreek voork. weekvinnige visch, v. boven blauwgrijs, buik en zijden zilverwit, v/d fam. der karpers, die i/h voorjaar de rivieren optrekt om kuit te schieten, welke daar uitbroedt, waarna de jonge zalmen een jaar lang i/d rivier blijven vertoeven; daarop trekken zij naar zee. Bij bet optrekken der rivieren wordt de zalm gevangen, hetgeen zoo onoordeelkundig is geschied, dat deze visch in Europa betrekkelijk zeldzaam is geworden; i/h W. v.
N.-Amerika echter wordt de z. nog in enorme hoeveelheden aangetroffen. De zalm kan 1,5 m lang en 45 kg zwaar worden.