Iran, monarchie i/h W. Iran hoogland, 1 647 000 km2, 9 mill. inw.
Hoogland omringd door randgebergten, binnenl. grootendeels woestijn, zoutzeeën, moerassen en meren. De voornaamste rivieren zijn Aras en Karoen. Aan de kust v/d Kasp. Zee welige plantengroei; dalen en berghellingen i/h hoogland vruchtbaar. De bodem bevat petroleum, zwavel, zout, lood, koper; verbouwd worden katoen, zuidvruchten, wijn, tabak, bloemen (rozen en narcissen). Nijverheid: fabr. v. tapijten en zijde.
Uitv. v. petroleum, tapijten, katoen, fruit, opium. Hoofdst. Teheran. Het land wordt bestuurd d/e sjah, wiens macht zeer beperkt is. — Oud-Perz. koningen: Cyrus (558/529 v. Chr.), verdringt de Meden; Cambysus; Darius (bloeitijd) en Xerxes voerden oorlog tegen de Grieken. 330 v. Chr. veroverd door Alexander den Groote.
Nieuw-Perz, Rijk (226/642), onder heerschappij v/d Arabieren, Mongolen, Turken. 1501: hernieuwde opkomst; grootste heerscher: Nadir (1735/’47), Sedert 1794 dynastie der Kodsjaren. Begin der 20e eeuw wordt P. cle twistappel tusschen Engeland en Rusland, die liet land verdeden in 2 belangensferen. 1921 sluit P. een verdrag met Rusland. In 1925 brak een opstand uit, de sjah werd afgezet en vluchtte naar Europa. Sedert 1926 is Resa Khan sjah. In 1928 werden de → capitulaties afgeschaft en een vriendschapsverdrag gesloten met Afghanistan. Langzamerhand worden meer Westersche gebruiken ingevoerd.