Pericles (461 v. Chr.) bevorderde kunsten en wetenschappen en den bloei van Athene. 431/404 brak de strijd tusschen Sparta en Athene uit (Peloponnesische oorlog), die eindigde met den val van Athene.
Alexander de Groote (336/323) veroverde geheel Perzië en verbreidde de Grieksche cultuur door zijn veldtochten. Na den strijd der Diadochen (generaals), splitst zich in 301 het rijk van Alexander in Egypte, Syrië, Macedonië en eenige kleinere statenRome
In Italië was intusschen de stad Rome tot grooten bloei gekomen. Het was volgens de sage in 753 v. Chr. gesticht door Romulus en Remus.
Het Koninkrijk.
Romulus was de eerste koning, in dezen tijd was de (niet-erfelijke) koning tevens opperrechter, opperpriester en legeraanvoerder. Naast hem stond een raadgevende Senaat, bestaande uit 300 patriciërs, terwijl de eveneens uit patriciërs samengestelde volksvergadering den koning verkoos, het recht van oorlogsverklaring, enz., bezat. Na koning Servius Tullius kregen ook de plebejers zitting in de volksvergadering of Comitia centuriata. De laatste koning, Tarquinius Superbus (tot 510) werd verdreven en Rome werd een republiek (510 tot 27)
De Republiek van 510/300.
Deze tijd wordt gekenmerkt door den strijd tusschen de patriciërs en de plebejers en door de verovering van het geheele schiereiland (Italië) door de Romeinen. Het bestuur berustte bij:
a. 2 consuls, die samen dezelfde macht bezaten als vroeger de koning, maar geen opperpriester waren;
b. den Sënaat, waarin ook plebejers zitting hadden; deze bezat groote macht; hij werd oorspronkelijk gekozen door de consuls;
c. de volksvergadering die de consuls koos, over oorlog en vrede besliste en over wetten stemde;
d. in tijden van gevaar een voor 6 maanden benoemden dictator;
e. quaestoren, rijksbetaalmeesters
De Republiek van 300 tot 121
Na 300 breidt Rome zijn gebied uit langs de Middellandsche Zee, in de 3 Punische en 2 Macedonische oorlogen. In den 3en Punischen oorlog wordt Carthago door de Romeinen verwoest en komt de provincie Afrika in Rome’s bezit. Er ontstaan twee nieuwe standen: die der optimaten en der proletariërs. Rijkdom en weelde nemen toe, Rome komt steeds meer onder Griekschen invloed, de Romeinsche goden worden vereenzelvigd met de Grieksche, en het geloof in de oude goden verdwijnt. De stand der proletariërs neemt in omvang toe, vele, vooral kleine boeren, verarmen totaal en sluiten zich aan bij de vrijgelaten slaven. Tiberius Gracchus trachtte vergeefs verbetering te brengen. Zijn broer Gajus Gracchus nam doortastende maatregelen, maar werd in 121 vermoord.
De Republiek van 121 tot 27
Steeds meer misstanden kwamen aan het licht en een tijdperk van inwendige verdeeldheid brak aan. Marius was tegen de wetten vijf jaren achtereen consul en voerde tal van hervormingen in democratischen zin door maar werd door de optimaten tegengewerkt en ten val gebracht. De vermoording van Drusus (91), die aan de bondgenooten in Italië het burgerrecht wilde geven, was het sein tot een opstand van de meeste dezer bondgenooten. Inderdaad moest hun een beperkt burgerrecht worden toegestaan. Sulla verbeterde de staatsinrichting na de bondgenooten verslagen te hebben. Pompejus, zijn opvolger, streed voorspoedig in Spanje en Italië en vormde met Caesar en Crassus het eerste driemanschap.
Caesar weet de alleenheerschappij te verkrijgen en wordt dictator voor het leven. Als hij koning wil worden, wordt hij door een samenzwering in 44 vermoord. Na zijn dood streeft Antonius, een lid van het Tweede Driemanschap, naar de alleenheerschappij. Hij wordt evenwel in 31 bij Actiufn verslagen en pleegt daarna met Cleopatra zelfmoord.
Het Keizerrijk
Octavianus is alleenheerscher. Hij krijgt van den Senaat den titel Augustus, benevens groote macht (27 v. Chr.), waarmee feitelijk het keizerrijk is begonnen. Augustus was behalve opperbevelhebber, tevens consul, censor en volkstribuun. Naast hem bleef echter de Senaat de provincies besturen en wetten maken en toezicht op den „princeps” houden. Rome maakt een bloeitijdperk door; kunst en letteren bloeien (Vergilius, Horatius en Ovidius schrijven, Maecenas beschermt de kunst).
Zijn stiefzoons Tiberius en Drusus onderwerpen de Donau- en Alpen-landen. Drusus verovert N.W.-Duitschland tot de Elbe. Onder keizer Augustus wordt 1 na Chr. Jezus Christus te Bethlehem geboren. Zijn opvolger Tiberius (14/37) regeert goed, maar streng. Verkwistend en ijdel was Caligula (37/41); hij wordt vermoord.
Claudius (41/54) voert groote publieke werken uit, o.a. de haven Ostia, bedwingt een opstand der Friezen en verovert Brittannië. Nero, een vroegere zoon van zijn vrouw Agrippina, volgt hem op; hij verspilt veel geld, is bloeddorstig, geeft den Christenen de schuld van den brand van Rome, en vindt daarin aanleiding, hen te vervolgen. Hij doodt o.a. de apostelen Petrus en Paulus. Na zijn dood worden er vier legeraanvoerders tegelijk uitgeroepen tot keizer, waarvan ten slotte Vespasianus weet te overwinnen. In 70 wordt Jeruzalem door ’s keizers zoon Titus verwoest. Deze volgt hem op in 79 en doet zijn best, verbeteringen aan te brengen.
Onder Trajanus bereikte Rome ± 100 zijn grootsten omvang. Onder de soldatenkeizers (200/300 na Chr.) heerschen burgeroorlogen, verwarring en achteruitgang. Aan alle zijden hadden invallen in het Rijk en plunderingen plaats. Diocletianus (284/305) voerde de absolute monarchie in. Hij benoemde naast zich een Augustus (mede-keizer) en onder eiken Augustus een Caesar. Na zijn aftreden ontstond tusschen deze machthebbers strijd, totdat Conslantijn de Groote voor zich alleen de macht wist te veroveren. Hij verlegde de residentie naar Byzantium (Constantinopel).
Het Christendom
Het Christendom, dat door de verschillende keizers heftig was vervolgd werd door hem tot staatsgodsdienst verheven. Vóór zijn dood liet hij zich doopen. Op het Concilie van Nicaea (325) werd de leer van Athanasius als de algemeene (katholieke) aangenomen, die van Arius verworpen. Julianus de Afvallige (361/363) trachtte de heidensche eeredienst te herstellen. De aanvallen der barbaren op het Romeinsche Rijk namen toe. Die van de Alemanen werd afgeslagen, maar Julianus sneuvelde tegen de Perzen.
In 375 begon de Volksverhuizing. De Hunnen trokken Europa binnen en onderwierpen de Alanen en Oost-Gothen, de West-Gothen vestigden zich met toestemming van keizer Valens in Moesië. De laatsten kwamen echter tegen de onderdrukking door Romeinsche ambtenaren in opstand en doodden Valens, plunderden Griekenland maar werden door Theodosius den Groote bedwongen. Onder hem (379/395) keerden tijdelijk rust en vrede terug, maar na zijn dood splitste zich het Rijk in het West-Romeinsche onder Honorius en het Oost-Romeinsche onder Arcadius. Van 402/411 doet koning Alarik met de WestGothen invallen in Italië, maar wordt aanvankelijk door Stilicho teruggedreven. Na diens dood trekken zij opnieuw naar Italië en plunderen Rome (410). Brittannië werd in 450 door de Angelen en Saksen veroverd,
Attila
In 451 trok Attila, koning der Hunnen naar Gallië, in 455 plunderden de Vandalen Rome. In 476 verovert Odoacer, bevelhebber der Germaansche huurtroepen, Rome, en Iaat zich uitroepen tot koning van Italië. Hiermede eindigt het West-Romeinsche Rijk en nemen de Middeleeuwen een aanvang.
Op dit oogenblik wonen:
in Engeland: de Angelen en Saksen;
in Gallië: de Franken, Alemanen, Bourgondiërs en West-Gothen;
in Spanje: de WestGothen, Sueven en Alanen
in NoordAfrika: de Vandalen.