microscopisch kleine, eencellige, zeer veel voorkomende levende wezens, v. 0,0001 tot 0,002 mm doorsnede, die zich snel ongeslachtelijk voortplanten; zijn oorzaak van bloedvergiftiging, rottingsproces, besmetting, maar soms ook nuttig, b.v. b/d spijsvertering, boter- en kaasbereiding en als bestrijders v schadelijke B.
Naar den vorm onderscheiden in: coccen (meerv. v. Coccus) (bolvormige cellen), bacillen (staafvormig) en spirillen (spiraal vormige draadjes).
De bacteriologie houdt zich bezig m/d studie der B. De B. worden o.a. vernietigd door dé bacteriophaag ( = bactenen-eter), een nog kleiner organisme dat in 1918 door d’Hérelle werd ontdekt.