Adjectief: vast, weerachtig, klonterachtig, klontig, klonterig, kluitachtig, kluitig, klompig, klompachtig, klompvormig, geronnen, gestold, bevroren, ijzig, onopgelost, onsmeltbaar.
Werkwoord: stollen, bestollen, stremmen, runnen, rinnen, sturkelen (Zn.), samenlopen, aanharden, verdikken, aandikken, opstijven, aanstijven, verstijven, aansterven, besterven, vriezen, verijzen, koeken, klonteren, bollen (Zn.), kartelen, kazen, condenseren (kon...), figeren, coaguleren (ko...).
Naamwoord: vaste stof, gel, aarde, ijs, klamodde (Zn.), klonter, klont, klot (Zn.), klontje, kluit.
bevriezingsmet(h)ode, ijsmachine, ijsmolen, stremstof, stremselpoeder, strempoeder, stremsel, runsel, ijsfabriek, ijshuisje.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Vaste toestand
betekenis & definitie