Werkwoord: vruchten veredelen, appelen zogen, vruchten plukken, trekken (Zn.), uitplukken, appels (peren) van de boom afschudden, muiken (Zn.), vruchten op de boom verkopen, op het hout verkopen.
druiven (bessen) afristen, aftrossen, afkrenten, krenten, druivenlezen, wijnlezen,
persen, stuiken, wijnroeien, wijnoogsten, druiventrappen, druiventreden, de pers treden.
Adjectief: wijnrijk.
Naamwoord: ooftbouw, ooftteelt, vruchtenteelt,
fruitteelt, fruitcultuur (..kuituur), appelteelt..., oofthandel, fruithandel, fruitvervoer, fruitmarkt, appelmarkt, pluk, kersenpluk, kersenoogst..., ooftmarkt, fruitwinkel, pluktijd, fruitjaar, appeljaar, fruitseizoen, fruittijd, vruchtenmaand, kersentijd..., aardbeienteelt, aardbeientijd...
ooft, vrucht, fruit, primeur.
wijnbouw, druiventeelt, wijnteelt, druivencultuur (..kuituur), wijnland, wijnberg, wijnheuvel, wijngaard, wijnrijke streek, wijnoogst, druivenoogst, druivenpluk, wijntijd, snijtijd, een goed wijnjaar, druivenjaar, raamdruif, Wijnroeiing, wijn.
fruitkweker, aardbezieteler, fruitkoopman, fruitverkoper, fruitventer, appelman, appelvrouw, appelwijf, fruitvrouw, wijnbouwer, wijngaardman, wijngaardenier, druivenlezer, wijnroeier, wijnboer, druiventrapper, druiventreder, druivendrager, druivendraagster.
fruitkamer, fruitzolder, fruitkelder, appelkamer, fruithal, spalier, plukladder, schudhaak, plukhaak, plukstok, vruchteplukkker, plukmand, plukkorf, vruchtenhor, appelmand, kersenmand, haander, vruchtmandje, aardbeienmandje.
druivenkorf, druivenkas, wijnpers, druivenpers, vruchtepers, stuikmand,
stuikkorf, perskuip, beermost. vruchtenkunde, pomologie.
Spreekwoord: weinig hout, veel vruchten; korte takken, lange wijnoogst; veel wind, veel ooft.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Ooftbouw
betekenis & definitie