Adjectief: onzichtbaar, onzienlijk, onnaspeurbaar, onnaspeurlijk, onmerkbaar, onbemerkbaar, onbemerkt, ongemerkt, onopgemerkt, onduidelijk, onvolkomen, schemerachtig, schimmig, doezelig, duister, blind, invisibel, imperceptibel, microscopisch (mikroskopisch), submicroscopisch.
Werkwoord: onzichtbaar worden, uit het oog raken, met geen ogen te zien zijn (Zn.), daar is spoor noch hoefslag van te vinden, verdwijnen, uitdoezelen, wegdoezelen, schuilgaan, weggaan, vergaan, uitgaan, ontgaan, opgaan, vervliegen, verwennen, zwinden, verzwinden, vallen als water op een gloeiende plaat, verdwijnen als sneeuw voor de zon, het is gestoven, het is gevlogen.
Naamwoord: onzichtbaarheid, onduidelijkheid, onmerkbaarheid, onnaspeurbaarheid, mimetisme, nevelvormer, nevelspuit, nevelscherm.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Onzichtbaarheid
betekenis & definitie