Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Gepubliceerd op 13-03-2019

Factuur

betekenis & definitie

Factuur - Eng. invoice, Fr. facture, D. factura. Oorspronkelijk de inkooprekening van den commissionair, welke door dezen aan zijn lastgever werd ingeleverd. Tegenwoordig meer algemeen: de rekening, die door den verkooper aan den kooper wordt gegeven over gekochte goederen en waarop deze nauwkeurig zijn omschreven. De factuur bevat na de dagteekening, het adres aan hem, voor wien zij bestemd is: den naam van den expediteur en de wijze van verzending, benevens het adres, waaraan de goederen moeten worden afgeleverd, de merken en de hoeveelheid goederen, die verzonden zijn, het bruto en het netto gewicht, de maat of het aantal, den prijs en het bedrag, de onkosten nauwkeurig omschreven en eindelijk het totaalbedrag.

Zij wordt wel eens door den afzender onderteekend. Ook worden rekeningen over verkoopen op de plaats zelf afgegeven, vooral wanneer zij groote partijen goederen betreffen, facturen genaamd, in Engeland noemt men deze: bills of parcels. Afschriften van bestellingen aan commissionairs, die men zich laat afgeven, ten bewijze van de gedane bestelling, bevatten enkel den naam van den besteller, waarop de opgave volgt der bestelde goederen, met vermelding van den bedongen prijs, doch het bedrag in blanco. Deze factuur noemt men doublé facture, zij wordt door den commissionair onderteekend. Wanneer goederen in consignatie gegeven worden en daarvan een factuur wordt afgegeven, wil dat niet zeggen, dat zij tot op de factuur vermelde prijzen moeten worden verkocht, waaromtrent bovendien de adviesbrief wel nadere inlichting zal hebben gegeven. Men plaatst aan het hoofd der factuur tevens een clausule, waaruit blijkt voor wiens rekening en risico de afzending geschiedt.

< >