Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Pamphilus

betekenis & definitie

Pamphilus - Πάμφιλος, 1) atheensch veldheer, landde in den corinthischen oorlog op Aegīna en belegerde de stad (389), daar zijne vloot echter verjaagd werd, kwam hij in groote verlegenheid; na 5 maanden werd hij ontzet. Hij werd veroordeeld, en stierf voor hij de boete betaald had.—2) leerling van Plato, leeraar der wijsbegeerte op Samus, waar Epicūrus zijne voordrachten hoorde.—3) van Amphipolis, beroemd schilder, leerling van Eupompus en leermeester van Apelles; ook werken van hem over schilderkunst worden genoemd.—4) uit Alexandrīa, grammaticus ten tijde van Nero, schreef een uitgebreid woordenboek.

< >