Als een bemodderd karrewiel wordt rondgedraaid, wordt een gedeelte van de modder meestal weggeslingerd. De kracht die daarvoor verantwoordelijk is, noemen we de ‘middelpuntvliedende kracht’.
De jongen op de tekening doet met die kracht een eenvoudige proef. Hij slingert een steen rond, die aan een touw is bevestigd. Als die steen vervangen zou worden door een emmer water, zou er geen druppel van de vloeistof verspild worden. Door de middelpuntvliedende kracht wordt het water namelijk tegen de bodem van de emmer gedrukt en blijft daar - óók als de emmer zich af en toe zou omkeren.
Iedereen die wel eens een wedstrijd in hamerslingeren heeft gezien, weet welke resultaten met behulp van de middelpuntvliedende kracht bereikt kunnen worden. Bij deze sport wordt gebruik gemaakt van een gewicht (de hamer), dat vastgemaakt is aan een dunne staaf. Hoe sneller de staaf wordt rondgedraaid, hoe harder de middelpuntvliedende kracht aan de hamer trekt. Tenslotte laat de slingeraar de hamer gaan; het gewicht snelt weg en keert pas vele tientallen meters verderop naar de grond terug.
Veefokkers maken vaak van de middelpuntvliedende kracht gebruik om het vet van de melk te scheiden. De melk wordt daartoe in een soort centrifuge zeer snel rondgeslingerd. Omdat vet betrekkelijk licht is, blijft ze in het centrum van de centrifuge. De zwaardere melk wordt naar de buitenzijde van de trommel gedreven en daar afgevoerd.
Het is maar goed dat een andere kracht, de zwaartekracht, ons op het aardoppervlak vasthoudt. Anders zou de middelpuntvliedende kracht van de draaiende aardbol ons allen de ruimte inslingeren!