Alle dieren op de tekening hiernaast zijn huisdieren: dieren, die door de mens getemd zijn en hem op een of andere wijze tot nut zijn.
Niemand weet wie voor het eerst tot de ontdekking kwam, dat bepaalde diersoorten gemakkelijk tam gemaakt en gefokt konden worden. We weten alleen, dat die ontdekking gedaan werd in het Stenen Tijdperk: de periode waarin de mens zijn wapens en werktuigen nog van steen maakte. In diezelfde tijd werden ook bepaalde plantensoorten ‘getemd’, d.w.z. door de mens uitgekozen om in grotere hoeveelheden verbouwd te worden. Dit inpassen van dieren en planten in de menselijke omgeving was om verschillende redenen van grote betekenis. Een ervan was, dat de landbouwende of veetelende mens niet langer het grootste gedeelte van zijn tijd hoefde te besteden aan het zoeken en buitmaken van voedsel. Hoe belangrijk dit is kunnen we begrijpen als we ons voorstellen, dat de bevolking van een stad als Amsterdam elke ochtend het platteland op zou moeten om hazen en konijnen te schieten voor het dagelijkse avondmaal of om bessen en knollen te verzamelen voor de lunch!
Niet alle huisdieren echter werden tam gemaakt om als voedsel te dienen. Honden en katten bijvoorbeeld worden niet gegeten; ze leggen geen eieren en ze geven geen consumptiemelk. Waarschijnlijk werden ze aanvankelijk getemd om te dienen als gezelschap van de mens. Later werden honden afgericht voor de jacht of als waak- of trekhond; nog later als geleidehond voor blinden. Katten werden lange tijd gewaardeerd om de wijze, waarop ze in onze huizen jacht maakten op muizen en ratten.
Kamelen, ezels en lama’s dienden de mens als lastdier. Paarden misschien ook, al is het waarschijnlijk dat ook deze diersoort aanvankelijk voor voedseldoeleinden gefokt
werd. Ook schapen dienden de mens oorspronkelijk uitsluitend als voedsel; pas later ontdekten we, dat hun wol gebruikt kon worden voor het vervaardigen van kleding. Van latere datum is eveneens de ontdekking, dat uit de huiden van runderen, geiten en varkens waardevol leer gemaakt kan worden. Uiteraard temde de mens dieren, die in zijn omgeving voorkwamen. Dat betekende dus, dat de verschillende volkeren op aarde verschillende huisdieren hadden. De lama en de alpaca van Zuid-Amerika dienen de mens op dezelfde wijze als het rendier in het hoge noorden en de yak in Tibet: als lastdier namelijk. Sommige huisdieren vinden we uitsluitend in de streken, waar ze eens in het wild voorkwamen; andere zijn over de gehele wereld verspreid.
Het houden van huisdieren is niet een bezigheid, die uitsluitend door de mens beoefend wordt. Mieren en termieten doen namelijk precies hetzelfde. In hun woonplaatsen houden ze andere insekten, die hun op een andere manier van dienst kunnen zijn. Het bekendste voorbeeld is wel de bladluis, die door mieren gehouden wordt, omdat ze een zoete vloeistof afscheidt, waarop mieren dol zijn. In totaal kennen de mieren en termieten over de gehele aarde ongeveer 1000 verschillende soorten huisdieren.