Het woord ‘’emigratie’ is in Nederland pas goed bekend geworden na de laatste wereldoorlog, toen tienduizenden Nederlanders hun geboorteland verlieten om in Canada, Australië, Nieuw-Zeeland of Zuid-Afrika een nieuw bestaan op te bouwen. Ze deden dat omdat ze voor zichzelf en hun kinderen geen bestaansmogelijkheid meer zagen in het kleine, overbevolkte Nederland.
Voor een groot deel waren het landbouwers, die de steden en de industrieën van Nederland steeds zagen groeien ten koste van de landbouwgronden ; voor een ander deel waren het handwerkslieden, die in eigen land (nog) niet aan de slag konden komen.Al deze mensen ‘emigreerden’; vertrokken voorgoed naar een ander land om zich daar blijvend te vestigen. Aanleiding tot hun emigratie waren de geringe toekomstmogelijkheden in eigen land. In de loop van de geschiedenis zijn er echter tal van andere redenen geweest waarom mensen en zelfs hele bevolkingen naar elders emigreerden. Enkele van die redenen waren armoe, hongersnood, godsdienstvervolging, klimaatsverandering en verschil van mening over politieke inzichten. Een van de grootste volkeren van de wereld (het Amerikaanse) is zelfs geheel uit emigranten en hun afstammelingen opgebouwd. De basis voor de Verenigde Staten is namelijk gelegd door de ‘pelgrims’ van de Mayflower’, die in de 17e eeuw om godsdienstige redenen uitweken naar de Nieuwe Wereld en daar een kolonie stichtten, waaruit tenslotte ’s werelds machtigste staat ontstond.
Een van de grootste Europese emigraties vond in de 19e eeuw plaats vanuit Ierland en Engeland. Een ziekte onder de aardappelen (het voornaamste gewas in het toenmalige Ierland) veroorzaakte in 1840 een verschrikkelijke hongersnood. De boeren emigreerden eerst naar Engeland en van daar uit naar Noord-Amerika. Tot 1880 verlieten elk jaar 100.000 Ieren hun land om zich aan de andere zijde van de oceaan te vestigen. Pas in 1921 hield de emigratiegolf op toen de Ierse republiek werd gesticht.
Na 1860 verlieten ook veel Engelsen hun land om zich te vestigen in de Verenigde Staten of in een van de Engelse kolonies. De meeste van deze emigranten hoopten in den vreemde fortuin te maken.
Duitsers zijn nooit echte emigranten geweest. De Duitse volksverhuizingen beperkten zich tot de tijd, waarin het land een poging deed op zijn beurt een koloniaal rijk te stichten en tot de crisistijd onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog. De grootste Duitse emigratie was die van de Joden, die na het aan de macht komen van de nationaal-socialisten uitweken naar het Nabije Oosten, Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten.
De belangrijkste emigratiebeweging op het ogenblik is die van Italianen, Spanjaarden en Portugezen naar Frankrijk en Zuid-Amerika en die van West-Indiërs naar Engeland. Deze emigrantenstromen zijn echter in omvang niet te vergelijken met die uit het verleden. Dat het verschijnsel emigratie op het ogenblik minder indrukwekkend is dan vroeger, komt omdat de meeste landen sterk geïndustrialiseerd zijn en steeds meer arbeidskrachten nodig hebben. Voor de meeste mensen vervalt daardoor de noodzaak om in het buitenland te proberen een beter bestaan op te bouwen. De enigen die nog ‘emigreren’ zijn zij, die uit de landen van de communistische wereld naar het westen trekken. Hun verplaatsing draagt echter in de meeste gevallen eerder het karakter van een vlucht dan van een echte, goedvoorbereide emigratie.