Onze voorouders hebben eeuwenlang niet beter geweten of schimmel was alleen maar een bijzonder vervelend verschijnsel, dat je voedsel bedierf en soms zelfs je kleren aantastte. Pas veel later ontdekte men, dat schimmels in de natuur werken als opruimers van afvalstoffen en dat bepaalde soorten bruikbaar zijn om bv. de smaak van kaas te verbeteren.
Het duurde echter tot in de 20e eeuw voor de wetenschap tot de verrassende ontdekking kwam, dat schimmels ook mensenlevens kunnen redden. Tegenwoordig worden er verscheidene geneesmiddelen bereid uit schimmelplanten; deze geneesmiddelen staan bekend als ‘antibiotica’. Antibiotica betekent ‘tegen het leven’; de geneesmiddelen hebben deze naam gekregen omdat ze de strijd aanbinden tegen allerlei levensgevaarlijke bacteriën. Dank zij de schimmels kunnen we nu ziekten bestrijden, die vroeger elk jaar tienduizenden slachtoffers eisten, zoals longontsteking en roodvonk. Het eerste antibioticum was penicilline; het werd in 1928 ontdekt. Andere, nieuwere soorten zijn streptomycine, aureomycine, terramycine en chloromycetine.
Antibiotica zijn echter méér dan alleen maar ziektebestrijders. In kleine hoeveelheden toegevoegd aan het voedsel van vee bevorderen ze bv. de groei of verhogen de melkproduktie. Het gebruik van antibiotica door de mens eist enige voorzichtigheid. Té grote hoeveelheden kunnen schadelijk zijn en een al te regelmatig gebruik verzwakt op de duur de werking van het geneesmiddel. Bovendien zijn sommige mensen allergisch voor antibiotica : ze worden er ziek van inplaats dat ze genezen.