Ongeveer 1500 jaar geleden begonnen de leden van drie Germaanse stammen van het Europese vasteland over te steken naar wat tegenwoordig Engeland heet.
De rode lijnen geven de tegenwoordige grenzen aan.
Het waren de Angelen, de Saksen en de Jutten. De Britten hadden hun hulp ingeroepen tegen vijandige stammen, die uit het noorden van Engeland begonnen op te dringen. De Germanen echter waren té vechtlustig: ze versloegen niet alleen de vijand... maar ze verdreven óók het grootste gedeelte van de Britten en begonnen in Engeland eigen koninkrijkjes te stichten. Vierhonderd jaar later waren al die vorstendommetjes samengevoegd tot één rijk, dat bewoond werd door mensen die zich Angelsaksen noemden en die een taal spraken, waaruit het tegenwoordige Engels is voortgekomen. Het rijk van de Angelsaksen werd na de slag bij Hastings (1066) veroverd door Willem de Veroveraar, die met zijn Noormannen uit Normandië was overgestoken.