verzamelnaam voor de bewoners van een Indonesische eilandengroep tussen Sulawesi en Irian Java (o.m. de eilanden Ambon. Ceram, Buru.
Kai. Aru. Tanimbar en Wetar). en voor hun afstammelingen in het buitenland, m.n. Nederland. Reeds in de 14e eeuw was het gebied opgenomen in de langeafstandshandel in kruidnagelen en andere specerijen. Handelaren uit Java en andere Zuidoostaziatische landen alsmede veroveraars (Portugezen.
Spanjaarden. Engelsen en tenslotte Nederlanders) hadden een diepgaande invloed op de leefwijze van de Zuidmolukkers. Van de op Ambon wonende Ambonezen (omstreeks 1960 ca. 80000) is de meerderheid christen, de rest moslim. De in meerderheid protestantse christenen hebben een eigen Ambonese kerk. De Ambonezen behoren tot de meest intensief gekoloniseerde groepen van Indonesië. Zij leverden tijdens de expansieperiode van het Ned. koloniale gezag een groot aantal klerken, lage ambtenaren en soldaten.
Door hun rol als functionarissen in een bestuur van vreemde overheersers werd de positie van de Ambonezen na de onafhankelijkheid van Indonesië (1949) moeilijk. Vooral de zeer vele Ambonese militairen in het knil vonden het onmogelijk om zich bij de nieuwe situatie neer te leggen. Een groep van ca. 4000 militairen en hun gezinnen (te zamen ca. 13000 personen) werden op hun verzoek, maar niet dan na een rechterlijk bevel, door de Ned. overheid naar Nederland overgebracht toen de invoeging van de deelstaat Oost-Indonesië (1949-50) in de Republiek Indonesia een feit werd. De 'tegenstaat' Republik Maluku Selatan (Republiek der Zuid-Molukken) is, ondanks guerrillastrijd en politieke strijd tot in de VS, niet levensvatbaar gebleken.In Nederland heeft de overheid ten opzichte van de Zuidmolukkers (in 1975 ca. 33000) een wisselend beleid gevoerd, dat eerst uitging van de wenselijkheid, dat zij weer terug zouden gaan naar Indonesië. Langzamerhand besefte men dat dit politiek onmogelijk was en begon men pogingen te doen hen in het Ned. maatschappelijk leven te doen opgaan (opheffing van speciale woonoorden, betere opleidingen voor werk). In de jaren zeventig is hiertegen en tegen de feitelijke berusting van de oudere Zuidmolukse leiders in Nederland een verzetsbeweging van de jongeren opgekomen, die overgegaan is tot geweldacties. Op 26.7.1966 stichtten radicale jongeren brand in de Indonesische ambassade als vergelding voor de executie van Soumokil. Op 31.8.1970 bezetten 33 gewapende Zuidmolukse jongeren de residentie van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar, in verband met het komende staatsbezoek van president Suharto. In april 1974 werd brand gesticht in het kantoor van de Indonesische luchtvaartmaatschappij Garuda in Amsterdam.
De volgende dag werd vergeefs geprobeerd de Indonesische consul in Amsterdam te gijzelen. In december 1974 brachten demonstrerende Zuidmolukse jongeren schade toe aan het Vredespaleis in 's-Gravenhage. Op 2.12.1975 dwongen zeven zgn. Vrije Zuidmolukse Jongeren bij Wijster een trein tot stilstand en gijzelden de inzittenden. Bij deze actie werden de machinist en twee passagiers gedood. Door bemiddeling van J.A.Manusama, president van de RMS-regering-in-ballingschap, en de weduwe van Soumokil kwam op 14 december een eind aan de gijzeling.
Vrijwel tegelijkertijd (van 4-19.12.1975) vond ook een actie plaats in Amsterdam, waar zes Zuidmolukse jongeren het Indonesische consulaat bezet hielden. Door bemiddeling van S.Metiary, voorzitter van de Zuidmolukse eenheidsbeweging Badan Persuatan, kwam ook aan deze actie, waarbij 25 gijzelaars betrokken waren, een einde. Het doel van de gijzelingsacties was o.a. een gesprek op gang te brengen tussen Nederland, Indonesië en de Zuidmolukkers over het KMS-probleem. Omdat de Ned. regering echter streeft naar een goede verstandhouding met het Indonesische bewind, was zij tot een dergelijk gesprek niet bereid en zegde zij slechts een gesprek met de RMS-leiding toe. Dit gesprek vond plaats op 17.1.1976: de Ned. delegatie stond onder leiding van premier Den Uyl, die van de RMS onder leiding van Manusama. Het resultaat van de besprekingen was de instelling van een Commissie van Overleg Zuidmolukkers-Nederlanders (de zgn.
Commissic-Köbben). waarin vijf Zuidmolukkers en vijf Nederlanders zouden overleggen over mogelijke oplossingen van de conflictsituatie. De Ned. regering stelde met nadruk. dat zij de verwachtingen en idealen van de RMS niet kon delen, maar de ernst ervan wel onderkende. De commissie kreeg tot taak om na te gaan hoe de verhouding tussen Nederlanders en Zuidmolukkers verbeterd zou kunnen worden, daarbij lettend op de historie, op de huidige situatie van de Zuidmolukkers in Nederland, en op de toekomst. Op 2.2.1976 publiceerde de commissie haar eerste verslag, waarin o.m. een onderzoek werd aangekondigd naar de tegenwoordige omstandigheden op de Zuid-Molukken. In mei 1977 volgde bij De Punt opnieuw een treinkaping, ditmaal gecombineerd met de gijzeling van een lagere school in Bovensmilde. Deze actie begon aan de vooravond van de Tweede-Kamerverkiezingen, die echter niet werden uitgesteld.
In de vroege ochtend van 11.6.1977 werd o.m. met tanks en straaljagers een eind gemaakt aan zowel de kaping als de bezetting. In de trein vielen daarbij acht doden (zes Zuidmolukkers en twee gijzelaars). Deze acties deden opnieuw vragen rijzen over het regeringsbeleid ten aanzien van het (oogluikend toegelaten) wapenbezit onder de Zuidmolukkers. In een reactie verklaarde de regering, dat de Zuidmolukse “ordediensten' verboden zouden worden; bovendien doorzocht de politie enkele Zuidmolukse woonwijken op illegaal wapenbezit, overigens zonder spectaculaire resultaten. 13/14.3.78 werden 72 ambtenaren in het provinciehuis te Assen gegijzeld. Ook deze gijzeling werd door een bestorming beëindigd, waarbij één dode en enige gewonden vielen.
Litt. J.Leimena, The Ambon question; facts and appeal (1950); J.A.Manusama. Om recht en vrijheid; de strijd om de onafhankelijkheid der Zuid-Molukken (1953); J.A.Puar. Peristiwa Republik Maluku Selatan (1956); E. Reiner. Die Molukken (1956); G.Decker, Republik Maluku Selatan; die Republik der Süd-Molukken (1957); J.Bouman c.a., The South-Moluccas; rebellious province or occupied state (1960): E.Utrecht, Ambon, kolonisatie, dekolonisatie en neo-kolonisatie (1972); F.Vandoorne, Het onafhankelijkheidsstreven van de Zuidmolukkers (1973); B.Penonton, De Zuidmolukse republiek (4c dr. 1977); J.M.M.van Amersfoort.
Immigratie en minderheidsvorming (1974); Oen Kay Liat, Balans van 25 jaar RMS-ideaal Zuidmolukkers (1975); G.Knot e.a.. Wat moeten ze hier? (1975); A.W.den Boer. De Republiek Maluku Selatan in Nederland 1951 — 1975 (1976); H.J.de Graaf. De gesch. van Ambon en de Zuid-Molukken (1977).