Ned. gemeente in de prov. Zuid-Holland.
Delft, oudtijds Delf, ontleent haar naam aan de Delf, een ca. 1100 gegraven vaart, later Oude Delf geheten. Delft is waarschijnlijk ontstaan uit een dorp langs de Oude Delf, een grafelijke → vroonhof (de Hof van Delft) en een jongere nederzetting, die ontstaan was aan een nieuwe, evenwijdig met de Oude Delf gegraven gracht. 1246 kreeg de jongere nederzetting van graaf Willem II van Holland stadsrechten; 1268 werden ook aan het oudere dorp stadsrechten geschonken en werden beide vestigingen met elkaar verenigd. de eigenlijke stichteres van Delft was Ricarde (Richardis), tante van graaf Willem n. Tijdens de twisten tussen Hoeken en Kabeljauwen koos Delft de zijde van de laatsten; het hoopte, dat zij een einde zouden maken aan de sterk geprivilegieerde positie (stapelrecht) van Dordrecht. 1359 veroverd door ruwaard Albrecht van Beieren. 1389 kreeg Delft een haven aan de Maas, Delftshaven, waarmee het door de Delftse Schie verbonden werd. Lakennijverheid, draperie en vooral sinds de tweede helft van de 14e eeuw de bierbrouwerijen werden de voornaamste bronnen van Delfts welvaart. In 1428 werd er de Zoen van Delft (→ Zoen van DeIft) gesloten. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog ging Delft over naar prins Willem van Oranje (1572), die er 1580-84 resideerde.
In de 17e eeuw betoonde de stad zich in sterke mate staatsgezind. Delft behoorde tot de zes grote stemhebbende steden van Holland. Nog in de 17e eeuw was Delft een bloeiende handelsstad, hoewel een teruggang in de bierbrouwerij en na 1672 in de lakenindustrie optrad ten gevolge van vermindering der afzetmogelijkheden. In de 17e en 18e eeuw werd Delft wereldberoemd door zijn aardewerkindustrie. Na 1720 werd echter de concurrentie van Engels, Saksisch en Frans porselein te sterk en verloor Delft zijn betekenis. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw vond een nieuwe opbloei plaats door de opkomst van industrie.Litt. D.E.van Bleyswijck, Beschrijvinge der stadt Delft (2 dln. 1667); Beschryving der stad Delft (1729, herdr. 1972); P.Beydals, Kroniek der stad Delft (1936); J.F.Niermeyer. Delft en Delfland (1944); A.Peer. Flitsen uit Delfts verleden (1946); A.Berendsen. Verborgenheden uit het oude Delft (1962); R.Meischke enz., Delftse studiën (1967): A.L.Broer, Delft vroeger en nu (1969).