engelsch geneesheer, geoloog en reiziger, neef van den vorige, geb. te Exeter 9 Nov. 1807, begaf zich in 1827 naar Parijs, en deed geologische nasporingen in Auvergne en in de Pyreneën. Sedert 1828 stond hij te Edinburg aan het hoofd der redactie van het Journal of natural and geographical Science.
In 1832 en 1833 hield hij zich in Engeland en Ierland ijverig bezig met het bestuderen van de cholera, en schreef daarover een werkje, dat veel opzien baarde. In 1835 nam hij deel aan de Euphraat-expeditie onder Chesney en keerde in 1837 over Koerdistan, den Taurus en Klein-Azië terug. In 1838 zonden twee genootschappen hem nogmaals naar Klein-Azië, waar hij toen doordrong tot aan het land der Nestorianen. Na zijne terugkomst in 1841 maakte hij de resultaten zijner nasporingen openbaar in twee werken: Researches in Assyria en Travels and researches in Asia minor, Mesopotamia,Chaldea and Armenia (2 dln. Londen 1842).