het Perusia der Latijnen, fransch Pérouse, tot 1860 de hoofdplaats der pauselijke delegatie Perugia, sedert dien tijd hoofdpl. der italiaansebe prov. Umbrië, stad aan den Tiber en aan den voet der Apennijnen; 18,500 inw.; nniversiteit, ruim 100 kerken en vele trotsche paleizen.
Onder den naam Perusia was P. een der twaalf steden van den Elrurischen bond; het verbond zich met de Samnieten tegen Rome, maar werd verpletterd inde twee groote veldslagen van P. (509 en 295 v. Chr.); toen onderwierp het zich aan de Romeinen. Men noemt Oorlog van P. den strijd, dien Octavius anno 41 v. Chr. had te voeren tegen L. Anlonius, broeder van den triumvir, en zijne vrouw Fulvia: bij die gelegenheid onderging P. een merkwaardig beleg, totdat Octavius,als overwinnaar, krijgsgevangenen als offeranden liet slachten op de altaren: vandaar de uitdrukking gitaren van P. In de 6e eeuw werd P. gedurende zeven jaren belegerd door de Gothen, die eindelijk de stad innamen, en aan wie P. weder ontweldigd werd door Narses. Vervolgens viel P. in handen der Longobarden. Door Pepijn werd P. aan den pauselijken Stoel geschonken ; doch de stad kwam dikwijls in openbaren oorlog tegen de pausen, en handhaafde zich in zekere mate als onafhankelijke republiek. In 1392 onderwierp P. zich aan Bonifacius IX, werd 1416 veroverd door den befaamden condottiere Forte-Braccio, en toen verheven tot boofdstad van het prinsdom, dat die krijgsman voor zich zelven stichtte ten koste van den pauselijken Stoel. Eindelijk in 1442 onderwierp P. zich aan paus Eugenius IV; doch metterdaad bleef het hoogste gezag over P. nog langen lijd een twistappel tusschen de familiën Oddi en Baglione; eerst toen Leo X zich meester gemaakt had van den persoon van Giov. P. Baglione,werd P. feiteiijk eene pauselijke stad (1520). Vanncci was in de nabijheid van P. geboren; vandaar zijn bijnaam Perugino, d. i. *de Perugiër”.