een dereedgenooten in de zamenzwering van Catilina, was voor het jaar 66 v.Chr. tot consul benoemd, doch op de tegen hem ingeleverde aanklagt van omkooping, werd die benoeming vernietigd. Daarop schaarde hij zich aan de zijde van Catilina, en trachtte consul Cicero en diens ambtgenoot naar het leven.
Toen de zamenzwering ontdekt was, verzocht hij Cicero, den vriend uit zijne jeugd, om zijne verdediging voor te dragen ; Cicero weigerde dit echter, en later leefde A. als balling in Epirus.