geneesheer uit Pergamum, of uit Sardes, in de tweede helft der 4e eeuw, lijfarts van keizer Julianus, vergezelde dien vorst naar Gailië, waar hij zijne verheffing tot den troon bevorderde ; hij vergezelde hem ook op zijnen veldtocht naar Perzië. Door Julianus aangesteld als questor van Constantinopel, werd O. van die waardigheid ontzet en gebannen door Valentinianus en Valons.
Onder de Barbaren verschafte O. zich groote vermaardheid; eindelijk werd hij door den keizer uit de ballingschap teruggeroepen en schadeloos gesteld. Hij had o. a. geschreven eene groote Verzameling, in 70 hoeken, belangrijke uittreksels uit de werken van vroegere geneeskundige schrijvers. Slechts 22 boeken zijn daarvan tot ons gekomen, waarvan slechts 9 in het Grieksch. De werken van O. zijn in 't licht gegeven en in ’t Fransch vertaald door Bussemaker en Darernberg (4 deelen Parijs 1851—54).