De eerste pogingen om in de noordpoolstreken door te dringen, boofdzakelijk met het doel om eene noordwestelijke doorvaart naar den Stillen Oceaan te vinden, werden in het werk gesteld 1577 door Forbisher, 1587 door Davis, 1610 door Hudson, 1622 door Balïïn, welke reizigers de naar hen genoemde zeeëngten en baaien ontdekten. Nadat 1746 Ellis zijne reis ondernomen had, drongen te land Hearne (1771) en Maekenzie (1780) tot aan de Ijszee door.
Terwijl omstreeks dien tijd de door de Hollanders, Engelschen en Russen tewerkgestelde pogingen tot de overtuiging leidden, dat eene noordwestelijke doorvaart om het noorden van Azië heen niet wel mogelijk was, hoopten de geografen, dat aan een weg om de noordkusten van Amerika heen minder bezwaren verbonden zouden zijn. Het Engelsche parlement loofde dan ook (in 1818) aanzienlijke premiën uit op de ontdekking van de noordwestelijke doorvaart, en op het bereiken van andere punten in de noordpoolzee.De belangrijke geographische ontdekkingen, die in de volgende decenniën gedaan werden, knopen zich hoofdzakelijk vast aan de namen Parry, Ross enFranklin. Naast hen zijn, behalve verscheidene ontdekkingsreizen naar Groenland, inzonderheid te vermelden : Back, Beechey, Dease en Simpson, alsmede (1846 —47) Rae. De meest algemeene deelneming werd gaande gemaakt door de laatste noordpoolreis van Franklin, die met zijne tochtgeuooten niet teruggekeerd is. Onder de vele ter zijner opsporing uitgezondene expeditiën zijn er verscheidene, die tot belangrijke geogr. ontdekkingen geleid hebben, en wel voornamelijk van M’Clare, die de noordwestelijke doorvaart ontdekte; Belcher, die de vrij van ijs zijnde Poolzee vond: Rae, wien de eer loekoml, dat hij de eerste geweest is, die de noordkust van het Amerikaansche vasteland nauwkeurig opgenomen en cartographisch bepaald heeft. Overigens is nog te noemen de noordpool-expeditie van Kane(l 853—55) en die van M’CImtock (1857—59). Onder de in den laalslen tijd door Rusland uitgezondene expeditiën, voornamelijk om de noord-aziatische kusten op te nemen en om cene noordoostelijke doorvaart te vinden zijn die onder Kotzebue en Lütke, maar vooral die van Wrangel en Middendor! belangrijk. In 1862 ging eene zweedsche expeditie naar Spitsbergen.