geb. te Brieu in Lotharingen, uit roomscbe ouders, begon reeds vroeg te malen over dc godsdienst, en omhelsde de leer der Hervorming; maar ook deze bevredigde hem niet. geheel en al, waarom hij zich te Venetië liet besnijden. Vervolgens ging hij naar Geneve, waar men hem predikant maakte; want zijn overgang tot het Jodendom had hij zorgvuldig geheim gehouden.
Toen hij daarmede nu voor den dag kwam, sloot men hem op in een gekkenhuis. Na verloop van eenigen tijd daaruit ontslagen, verklaarde hij op nieuw, geen spek te willen eten. Do raad van Gelieve, zich vereenigende met de zienswijze van het Consistorie, veroordeelde dezen ongeiukkigen dweeper ter dood; den 20 April 1632 werd hij geworgd en zijn lijk verbrand. De eenigen, die verstandig en eerlijk genoeg waren om tegen dit vonnis te stemmen, na eerst de veroordecling van dezen ongelukkige» krankzinnige zooveel in hun vermogen was te hebben bestreden, waren de predikanten Ferry en Mestrezat.