1) zoon van (Eneüs, den koning van Calydon, was gehuwd met Cleopatra, de dochter van Idas en Marpessa. Reeds vroegtijdig onderscheidde M. zich door dapperheid en moed; nam deel aan den tocht der Argonauten, en maakte met de voornaamste helden van zijnen tijd jacht op het beruchte calydonische Everzwijn.
Toen dit ondier gedood was, ontstond er twist tusschen M. en zijne ooms om het bezit van de huid; en in het gevecht, dat daaruit voortvloeide, had M. het ongeluk zijne ooms te dooden. Volgens de legende was M. 7 dagen oud toen het Noodlot aan zijne moeder Althéa kwam voorspellen, dat hij slechts zou leven, zoo lang het hout dat aan den haard lag bleef branden. Althéa had dadelijk de tegenwoordigheid van geest het hout van den haard te nemen en het weg te bergen in eene kas: zoo lang het daar bewaard werd, immers, zou haar zoon blijven leven. Doch toen Althéa hoorde dat M. hare broeders doodgeslagen had, werd zij zoo vertoornd op hem, dat zij het hout uit de kas te voorschijn haalde en op het vuur wierp ; en zoodra het verbrand was gaf M. den geest. Na M.'s dood maakten zijne moeder Althéa en zijne vrouw Cleopatra beiden een einde aan haar leven door zich op te hangen, en M.'s zusters schreiden zoo hartverscheurend, dat Artemis de meisjes uit medelijden veranderde in parelhoentjes. Toen Hercules in de onderwereld kwam, gingen al de schimmen voor hem op de vlucht, uitgezonderd de schim van M. en die van Medusa.2) een der veldheeren van Alexander, verklaarde zich na diens dood sterk ten gunste van Arrhideüs, en ontving Lydiè voor zich als aandeel. Doch Perdiccas zag in M. een struikelblok voor zijne eerzucht, en liet hem ter dood brengen (323).
3) een zoon van Ptolemeüs Lagi, regeerde na den dood van zijnen broeder Ceraunus over Macedonië (279), doch werd, na twee maanden geregeerd te hebben, wegens zijne verregaande onbekwaamheid weggejaagd.
4) grieksch dichter, geb. te Gadara in Syrië, leefde omstr. 60 v. Chr., maakte geestige erotische puntdichten; de volledigste verzameling van M.’s eigene poëziën heeft Gräfe geleverd (Leipzig 1841); doch eene door M. onderden titel van »Stephanos” bijeengebrachte verzameling epigrammen van 46 dichters is verloren geraakt.