Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Loo

betekenis & definitie

1) buitenverblijf van den koning der Nederlanden, in de prov. Gelderland, 2 uren gaans bewesten Deventer, 7 uren gaans benoorden Arnhem; hier deed koning Willem I afstand van den troon 7 Oct. 1840.

2) ’t Friesche Loo; zie Vriescheloo.
3) L., stadje met 1600 inw. in België, provincie West-Vlaanderen, circa 5 uren gaans bezuidoostrn Furnes.

< >