1) de vader van koning Saul; I Sam. 9:1, 3; 10: H, 21; 14: 51 ; II Sam. 21: 14; I Chron. 8:33; 9:39; 12:1; 26:28; en (in het N. T.) Hand. 13: 21.
2) zoon van Gibeon; I Chron. 8: 30; 9: 36.
3) kleinzoon van Merari; I Chron. 23: 21,22; 24:29.
4) afstammeling van Merari; II Chron. 29: 12.
5) overgrootvader van Mordechai; Esth. 2: 5.