(graaf), maarschalk van Frankrijk, geb. 1742 te Laon, gest. 1819, ontving op zijn 12e jaar een brevet als luitenant, maakte verscheidene veldtochten mede onder Lodewijk XV, was 1789 majoor, won onder de republiek spoedig bevordering op het slagveld, en werd 1795 divisiegeneraal. Roemrijk had hij deel aan den veldtocht van 1796, droeg inzonderheid veel bij tot de overwinning van Mondovi, bestuurde de insluiting van Mantua, welke plaats hij reeds spoedig tot de overgave dwong (1797).
Minder gelukkig onder Schërer, werd hij na de nederlaag van Cassano gevangen genomen (1799). Weder in vrijheid, was hij Bonaparte behulpzaam 18 Brumaire. Onder het keizerrijk werd hjj maarschalk (1804), grootkruis van het legioen van eer, senateur en gouverneur van het Invaliedenhuis. Op het binnenplein van dat gebouw liet hij 1814 de veroverde vaandels verbranden, en bespaarde zoodoende aan Frankrijk de vernedering, die in handen te laten vallen van den vijand. Lodewijk XVlIi verhief hem tot pair van Frankrijk en grootkruis van den heil. Lodewijk, en liet hem zijn hoogen post behouden; doch 1815 nam 8. zijn ontslag.