geb. 12 Nov. 1815 te Militsch in Neder-Silezie, sedert 1845 gehuwd met vrijheer Otto von Reinsberg (schrijver van eenige historische en over de geschiedenis der letterkunde handelende werken), trad reeds vroeg als schrijfster op, eerst met gedichten, vervolgens met eene reeks romans, waaronder Schloss Goczyn (2e druk Berlijn 1845). Met haren echtgenoot bracht zij een geruimen tijd door in Italic, Praag, Dalmatié en België, terwjjl zij zich overal bezig hield met taal- en letterkundige studiën.
Dientengevolge leverde zij o. a,: Böhmische Rosen. Czechische Volkslieder (Breslau 1851); Reiseskizzen (3 dln. Bremen 1850—51); Aus Dalmaticn (3 dln. Praag 1857—58); en ook Von der Schelde bis zur Maas (Leipzig 1861), welk laatste werk eene belangrijke bijdrage mag heeten tot de kennis der nieuwe vlaamsche letterkunde.