1) profeet, zoon van Beêri, deed zijne voorspellingen onder de regeering van Usia tot Hiskia, koningen van Juda, en onder Jerobeam 11, koning van Israël. Het in het 0.
T. opgenomen Boek van H. opent de rij der zoogenaamde Kleine profeten.2) de laatste koning van Israël, werd met een gedeelte van zijn volk in gevangenschap weggevoerd door Salmanassar; II Kon. 15, 17 en 18.
3) een van de hoofden des volks ten tijde van Nehemia; Neh. 10: 23.
4) een vorst overden stam Epbraim; I Chron. 27: 20.
5) een overste uit den stam Benjamin; Num. 13: 8; 16; Deut. 32: 44.