Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Haag

betekenis & definitie

1) duitsche naam van ’s-Gravenhage.

2) marktvlek in den oostenrijkschen kreis Ob dem Wienerwald; 3200 inw.
3) marktvlek inden oostenr. Hausruck-kreis; 1300 inw.
4) marktvlek in den beierschen kreis Oberbaieru; 1000 inwoners; kasteel.

< >