generaal, geb. 7 April 1820 te Temesvar, verliet 1848 de oostenrijksche dienst, en werd een der hoofdleiders van de hongaarscbe omwenteling 1848—49, totdat hij ten laatste het bevel voerde in Komorn, dat hij zoo dapper verdedigde, dat aan deze vesting, toen zij zich eindelijk moest overgeven, de gunstigste voorwaarden toegestaan werden. Sedert dien tijd hield K. verblijf in Londen, Parijs, Italië en Zwitserland, en verkreeg 1855 te Geneve het burgerrecht.
Zijne Memoiren (Leipzig 1850) werden aangevuld door zijn latere werk Der Nationalkrieg in Vngarn mi Siebenbürgen (2 dln. Leipzig 1851). Later verscheen nog van hem La querre d'Orient (Geneve 1855).