Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Florence

betekenis & definitie

ital. Firenze, het Florentia Tuscorum der ouden, tot 1859 hoofdstad van het groothertogdom Toskanen, aan beide zijden van den Arno, over welke 6 bruggen, is een der schoonste steden van Europa (vandaar dan ook bijgenaamd la Bella) en heeft 115,000 inw.; een groot aantal trotsche paleizen; eene menigte prachtige kerken met praalgraven, inzonderheid de reusachtige kathedraal Duomo di Santa Maria del Fiore; onnoemelijke kunstschatten; verscheidene geleerde en artistieke instellingen.

F. is de geboorteplaats der Medici,s, van Dante, Boccaccio, Macchiavelli, Guicciardini, Villani, Marsilio Ficino, Amerigo Vespucci, Cimabue, Brunelleschi, Andrea del Sarto, een aantal schilders die de Florentijnsche school gevormd hebben, den musicus Lulli en verscheidene pausen, o. a. Leo X. Reeds ten tijde der Etrusken bestond F.; doch het kwam niet tot eenige vermaardheid, dan nadat Sylla er eene romeinsche kolonie gevestigd had. Stilico behaalde bij F. eene groote overwinning op Radagais in 406. Veroverd en heroverd door Totila en door Narses, geraakte F. dien ten gevolge geheel in verval; Karel de Groote beurde het weder op in 761, en onder het bewind der koningen van Italië klom F. tot eenen hoogen trap van bloei, terwijl het om zich heen Italië zag verscheuren door binnenlandsche oorlogen. In 1215 mengde het zich in die twisten, en van dat tijdstip af werd F. eene prooi van partijwoede en regeeringloosheid. In de langdurige twisten der Guelfen en Gibellijnen was F., tegenover de steden Pisa en Siena, in Middel-Italië de zetel van de macht der Guelfen; ofschoon het bestuur menige verandering onderging, was de richting daarvan steeds bij uitnemendheid democratisch, en de staatsregeling van 1282, genaamd Ordinamenli di giuslizia, was er de grondslag van alle latere constitutiën. Dikwijls in oorlog met het Keizerrijk, met Milaan, met Pisa, met de Pausen; van 1314 tot 1317, en nogmaals van 1326 tot 1328 onderworpen aan Napels, van 1342 tot 1343 aan Gauthier de Brienne, van 1378 tot 1383 gibellijnsch, werd F., te midden van aanhoudende oorlogen, meester van Pistoja, Arezzo, (Pisa, en nam bestendig toe in handelsbeweging en nijverheidsverlier, en in rijkdom en macht. Onder den invloed der Medicis, die aanving in 1421, stond F. op het toppunt van bloei, zoo lang het den republikeinschen regeeringsvorm behield; doch 1531 werd Alessandro de Medici door keizer Karel V en paus Clemens VII met geweld aan de stad opgedrongen als hertog van F. Zijn opvolger, Cosmus I, nam 1569 den titel aan van groothertog van Toskanen; en zoo werd uit F., en de nu en dan veroverde en aangekochte steden met haar grondgebied, een nieuw rijk gevormd (zie TOSKANEN). In 1439 werd te F. het 18e oecumenische concilie gehouden, zijnde eene voortzetting van dat van Ferrara, dat zelf slechts eene voortzetting was van dat van Bazel; op die conciliën werd beraadslaagd over de mogelijkheid, om eene vereeniging tot stand te brengen tusschen de oostersche en westerscheKerken.

< >