Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Flibustiers

betekenis & definitie

onder deze benaming verstaat men eene sterke bende vrijbuiters, die in de tweede helft der 17e eeuw de westindische vaarwaters onveilig maakten. Ze droegen hunnen naam F. naar hunne lichte vaartuigen, flibots genaamd (de engelsche Fly-boats).

De eerste F. waren Franschen, die zich 1625 meester gemaakt hadden van het eiland St.-Christoffel, en uit dit hun schuilnest op zeerooverij uitgingen tegen de Spanjaarden. In 1630 nestelden zij zich echter op het eiland St.-Domingo, maakten daar hun werk van de jacht op het wilde rundvee, om met het gedroogde vleesch en de huiden van die dieren handel te drijven (vandaar hunne benaming Boucaniers of Buccaniers, van het caraïbische woord bùkan, d. i. rooster of horde om vleesch op te drogen en te rooken). Toen echter de Spanjaarden in oorlog geraakten met de Engelschen en Franschen, namen de Buccaniers hun oude bedrijf van F. weder bij de hand, en tastten, overal waar zij die ontmoetten, de spaansche schepen aan, met eene stoutheid, die menigmaal aan het ongeloofelijke grensde. Onder de aanvoerders der F. onderscheidden zich vooral: Mansfield (een Engelschman), die omstreeks de helft der 17e eeuw met 15 schepen het spaansche eiland Santa-Catarina bemachtigde; zijn opvolger (1668) Morgan, die 1670 eenen tocht deed naar Panama, dat hij bemachtigde, plunderde en verwoestte; dan Pierre Legrand, uit Dieppe, en een andere Franschman met name Francois Nau, bijgenaamd l'Olonnais, die 1666 Gibraltar bij Maracaibo innam, en die berucht is als de meest barbaarsche van allen; wijders Michel de Baskiêr, en Monbars, bijgenaamd de Verdelger. Het laatste bedrijf van die zeeschuimers was de verovering van Carthagena, waarvan ze zich, geholpen door eene fransche kapervloot, 1697 meester maakten. Van dat tijdstip af begon hunne glorie te tanen, en werdon zjj reeds spoedig geheel uitgeroeid.

< >