Onder dezen naam verstaat men een bij den mensch voorkomende huidziekte (Dermatitis scabiosa of Scabies), die veroorzaakt wordt door de zoogenaamde schurftmijt en zich vooral kenmerkt door hevig jeuken. Deze mijt (Acarus Scabrei, ook wel bekend als Sarcoptes hominis, orde der Acarinen) is met het bloote oog als een uiterst klein wit lichaampje waarneembaar; het wijfje graaft zich in de oppervlakkige huidlagen in, maakt daar ter plaatse gangen, die een lengte van 15 m.M. kunnen bereiken en legt er na de bevruchting 20 tot 26 eieren.
De gangen zijn gewoonlijk als kleine witte streepjes zichtbaar, maar zij doen zich ook wel tengevolge van het indringen van stof of vuil donker gekleurd voor. Zoodra de ongenoode gast zijn arbeid begonnen is, ontstaat langzamerhand een ondraaglijk jeuken, dat door den gastheer met krabben beantwoord wordt; het ligt voor de hand, dat de huid onder deze laatste bewerking in ontsteking kan geraken. Aan zich zelf overgelaten treden gaandeweg meerdere ziekelijke veranderingen van de huid op, in den vorm van puisten, etterblaasjes, droge of vochtige korsten enz., waardoor, bij verder voortschrijden der ziekte, de zoo kenmerkende gangen nauwelijks meer te herkennen of te vinden zijn, en het geheel den aanblik van een eczeem vertoont.
In het meerendeel der gevallen begint de mijt een gang of tunnel te boren in de huidplooien tusschen de vingers, dan in de polsstreek en verder op verschillende andere plaatsen van 't lichaam, inzonderheid die aan langdurige drukking b.v. door roksbanden, riemen, corsetten, enz. zijn blootgesteld, terwijl het gelaat steeds vrij blijft.
In den regel brengt de schurft geen schadelijke gevolgen voor de gezondheid mee, tenzij de slapelooze nachten, die de hevige jeuk dikwijls veroorzaken, hun nadeeligen invloed op het gestel van den mensch doen gelden.
De ziekte wordt bijna altijd door aanraking van den eenen mensch op den anderen overgebracht, ook somtijds door de kleedingstukken en de bedden der schurftlijders, en zoowel bij kinderen als bij volwassenen en bejaarde personen waargenomen.
Om ze te onderkennen moet allereerst naar gangen gezocht worden, waar de vrouwelijke mijt aan het blinde einde van den tunnel een verblijf- en
schuilplaats heeft gevonden. Met een fijne naald wordt zulk een gang open gelegd, en al heel spoedig zal het gelukken de mijt op de punt van de naald als een klein wit puntje, dat zich ook wel beweegt en zelfs verplaatst, te voorschijn te brengen.
Dezelfde mijt is ook de oorzaak van schurft bij schaap, hond, geit, varken, kameel enz.; de mensch kan dus ook door omgang met deze dieren besmet worden.
De geneeskundige behandeling heeft ten doel de schurftmijt en haar eieren te dooden, en wel door middelen, die de huid en het lichaam van den drager zoo weinig mogelijk schade toebrengen. Het gemakkelijkst in de practijk is de z.g. snelkuur, die als volgt wordt uitgevoerd.
Na vooraf een warm bad met groene zeep te hebben genomen, worden de aangedane huidplekken krachtig ingewreven met een zalf, bestaande uit 300 gr. reuzel, 50 gr. zwavel en 25 gr. soda. Wanneer het aangebrachte medicament eenige uren heeft ingewerkt, is met het daarna toedienen van een reinigingsbad de kuur, behoudens zeldzame uitzonderingen, als geëindigd te beschouwen, tenzij de huid, die door het krabben, schuren en wrijven veel geleden kan hebben, nog een nabehandeling vereischt.
Alle kleedingstukken, die de lijder gedragen heeft, moeten uitgewasschen worden; desinfectie verdient natuurlijk de voorkeur.