Gepubliceerd op 14-06-2022

Ovariaalcystoom

betekenis & definitie

Onder de gezwellen van den eierstok, die van groot belang zijn door hun veelvuldig voorkomen en het gevaar, dat zij kunnen opleveren, staat het O. bovenaan. In tegenstelling tot de kleine (zelden meer dan vuistgroote) cysten, die men in den eierstok veel aantreft, die uit een enkel blaasje bestaan en te beschouwen zijn als Graaf’sche follikels (zie aldaar), die niet tot bersting zijn gekomen, kan het O. een zeer aanzienlijke grootte bereiken (soms met een inhoud van 1 à 2 emmers vocht), en bestaat het uit verschillende blazen.

Het O. is een ware nieuwvorming, waarvan het begin waarschijnlijk in de vroegste jeugd moet worden gezocht. De wanden, die de verschillende blazen scheiden, kunnen te gronde gaan, zoodat één groote blaas kan ontstaan. De vorm van het gezwel is bijna altijd ongeveer bolrond. De inhoud der blazen van een zelfde O. kan zeer verschillend zijn. Men onderscheidt twee hoofdvormen, een glandulair en een papillair O., al naar mate woekering van klierweefsel of vlokachtige woekeringen aan den binnenwand der blazen optreden. De bovenbedoelde vlokken hebben de neiging door den wand heen naar buiten te groeien en gaan dikwijls over in een kankerachtige ontaarding, wat bij den glandulairen vorm ook wel, maar veel minder dikwijls voorkomt.

Vooral het papillaire O. met colloïden inhoud der blazen is als zeer kwaadaardig te beschouwen. Het geheele gezwel is meestal door een steel met de baarmoeder verbonden.De verschijnselen kunnen worden onderscheiden in vijf hoofdgroepen:

1°. Verschijnselen, veroorzaakt door aandoening van den eierstok; deze zijn betrekkelijk gering; bij kleine O. bestaat een versterking der menstruatie, bij zeer groote kan ten gevolge van de algemeene uitputting de menstruatie geheel wegblijven.
2°. Verschijnselen, veroorzaakt door druk van het gezwel; dit zijn voornamelijk stoornissen (bemoeilijking) van de urineloozing en den stoelgang. Groote gezwellen belemmeren ook de ademhaling, doordat het middenrif naar boven gedrongen wordt. Druk op de bloedvaten kan stoornis in den bloedsomloop (aambeien) doen ontstaan.
3°. Verschijnselen, afhankelijk van complicatie's. Hiertoe behoort vooral een plaatselijke ontsteking van het buikvlies, met pijn en dikwijls met koorts gepaard gaande; als gevolg hiervan treden meestal vergroeiingen op tusschen het gezwel en de darmen.
4°. Algemeene verschijnselen. Tengevolge van de gestoorde functie van verschillende organen en van het onttrekken aan het lichaam van een belangrijke hoeveelheid eiwit (die in het vocht van het 'gezwel aanwezig is) treedt een voortschrijdende uitputting op, waaraan de zieke ten slotte bezwijkt. Het gelaat vertoont een eigenaardige lijdende uitdrukking (facies ovariana).
5°. Verschijnselen, ten gevolge van ziekelijke veranderingen in het gezwel. De meeste beteekenis heeft hierbij de z.g. steeldraaiing. Hierbij wordt het gezwel om zijn steel gedraaid door nog niet geheel bekende invloeden; de verschijnselen zijn pijnlijkheid en opzetting van den buik; soms belangrijke anaemie door bloeding in het gezwel. Een groot gevaar is ook het bersten van het O., waarbij de inhoud meestal in de buikholte terecht komt, en aanleiding kan geven tot algemeene buikvliesontsteking.

De groei van het gezwel heeft in den regel langzaam plaats. Waterzucht der beenen treedt of niet, of zeer laat op. De buik is tonvormig uitgezet bij de grootere gezwellen, en golft dan bij bekloppen. Aan zich zelf overgelaten veroorzaakt de aandoening altijd den dood, óf door uitputting of buikvliesontsteking, óf door kankerachtige ontaarding. De behandeling kan alleen bestaan in een verwijdering van het geheele gezwel, een operatie, die tegenwoordig, dank zij de vorderingen der techniek en de asepsis, een sterftecijfer van nauwelijks 5 pCt. oplevert. De verwijdering geschiedt door den buikwand; de operatie draagt den naam van ovariolomie. Alleen bij groote zwakte der patiënte kan deze operatie niet worden uitgevoerd; de geneesheer kan dan nog verlichting brengen door aftappen van het in het gezwel aanwezige vocht (punctie).

< >