Moschus, bisam, een stof die bij de mannetjes-muskusdieren in een bijzonderen zak, die tusschen navel en penis ligt, door klieren afgescheiden wordt. De M. is in verschen toestand een bijna zalfachtig weeke, roodbruine massa met een doordringenden geur, en een walgelijken smaak.
Bij het opdrogen wordt ze donkerder, ten slotte bruinzwart; ze bestaat dan uit korreltjes ter grootte van een speldeknop, die zich gemakkelijk laten stuk wrijven. Men onderscheidt verschillende soorten van M., die deels nog in den natuurlijken zak, deels in den vorm van gedroogde korrels in den handel komen. Door den hoogen prijs van M. is vooral de laatste soort aan veelvuldige vervalschingen onderhevig, doch ook de muskus in de zakjes is dikwijls onecht; deze vervalsching is te herkennen aan het voorkomen van een naad in de zakjes, doch deze is dikwijls zeer handig verborgen. De beste M. is de Tonkinsche uit China en Tibet; deze is vooral gekenmerkt door den doordringenden en eigenaardigen, lang nablijvenden reuk, die voor vele menschen aangenaam is. M. werd vroeger veel in de geneeskunde gebruikt als exciteerend (opwekkend) middel, doch is tegenwoordig door de veel goedkoopere kamfer verdrongen. Ook in de parfumerie wordt deze stof gebruikt.