Campbora, C10H16O, een zeer vluchtige, brandbare, witte stof, een soort aetherische olie in vasten toestand; zij wordt verkregen uit hout van den Oost-Aziatischen kamferboom (Laurus camphora). De K. is het eerst door de Arabieren in Europa gebracht; aan de Romeinen was zij niet bekend. Het hout van genoemden boom wordt aan destillatie met water onderworpen, waardoor dan de K. afgescheiden wordt.
Met wijngeest besprenkeld laat K. zich tot poeder wrijven. Plaatselijk werkt K. prikkelend; haar antiparasitaire werking is zeer gering en wordt alleen in de huishouding in den strijd tegen de motten benut. In het lichaam opgenomen prikkelt K. de centra van bloedvaten en ademhaling en tevens de hartspier. De pols wordt langzamer en voller, de ademhaling dieper. Na groote giften (0.5—4 gr.) treedt een toestand van opwinding en verwardheid in. Als huidprikkelend middel wordt K. toegepast in den vorm van kamferspiritus (een 10 pCt. oplossing van kamfer in wijngeest), o.a. ter voorkoming van doorliggen.
Bij collapstoestanden is K. een der beste middelen om het verzwakte hart aan te zetten. Beter en vooral sneller dan het inwendig gebruik (kamferpoeders of 2 pCt. kamferwijn) werkt dan de onderhuidsche inspuiting van 10 pCt. kamferolie of kamferaether. De kamferaetherinspuiting is min of meer pijnlijk. Bij alle vormen van toediening wordt de K. in het lichaam spoedig omgezet in Camphoglycuronzuur, waarmede de werking ophoudt; de gift moet dus zoo noodig telkens herhaald worden.