Bij sommige ziekten moet het H. als een bepaald ongunstige invloed worden beschouwd. Longtering b.v. (d.i. niet hetzelfde als tuberculose), verergert bijna altijd door het H., zoowel bij den man als bij de vrouw.
Ook bij ernstige hartgebreken moet het H. in het algemeen ontraden worden wegens de gevaren, die bijslaap, zwangerschap en bevalling bij dit lijden met zich brengen. Het spreekt van zelf, dat men in sommige gevallen aan het zenuwgestel zooveel schade zou doen door het huwelijksverbod, dat men, van twee kwade zaken de minst erge kiezende, beter zal doen met toestemming te geven. Intusschen mag nooit uit het oogworden verloren, dat bij sommige ziekten het H. niet alleen den lijder zelf, maar ook zijn vrouw en nageslacht met ernstige gevaren bedreigt. De teringlijder stelt niet alleen zijn echtgenoote aan besmetting bloot, maar brengt den aanleg voor zijn ziekte dikwijls op de kinderen over. Venerische ziekten (druiper en syphilis) kunnen zoowel de vrouw als de kinderen voor het geheele leven ongelukkig maken en bij deze ziekten zou het dan ook onverantwoordelijk zijn, een huwelijk aan te gaan of als geneesheer zijn toestemming daartoe te geven, als niet na een grondig onderzoek de overtuiging vaststaat, dat de ziekte geheel geweken is. In geen geval mag de man, die een geslachtsziekte gehad heeft, een H. aangaan, zonder zich eerst door een geneesheer te hebben laten onderzoeken en door dezen „goedgekeurd” te zijn, ook al meent hij zich reeds lang genezen.
Bij sommige zenuwziekten werkt het H. eer nuttig dan nadeelig; bij lichte vormen kan het H. soms zelfs genezing brengen door het afleiden der aandacht van eigen kwalen, het bevorderen van een regelmatige levenswijze en regeling van het geslachtelijk verkeer. Bij zware zenuwstoornissen daarentegen schaadt iedere sexueele opwinding en voor deze lijders is het H. af te keuren; zijn zij reeds gehuwd, dan is afzonderlijk slapen aan te bevelen.